[Heenvliet, Hugo van]
HEENVLIET (Hugo van), ridder, heer van Heenvliet, geb. omstr. 1345, overl. in 1409, zoon van Hugo, heer van Heenvliet; de naam der moeder is onbekend.
Zondag na St. Andriesdag 1364 ontving hij van de vrouwe van Voorne de heerlijkheid van Heenvliet in leen (zijn vader was toen vermoedelijk overleden) (Reg. Voorne, AB. fol. 55 vo Rijksarch.), terwijl hertog Albrecht deze schenking 31 Jan. 1375 ten behoeve van Hugo junior tot een onversterfelijk erfleen maakte (van Mieris, III, 303).
Aan hen, die ‘geseten’ zijn binnen de heerlijkheid Heenvliet, geeft hertog Albrecht 26 Jan. 1388 (1389) tolvrijheid in Holland en Zeeland (als voren dl. III, kol. 518). Vier jaar later komt deze Hugo als ridder voor en als rentmeester van Bewesterschelde, 8 Febr. 1393 (7 Febr. 1394). Hij was dit ook van 1398 tot 1401 en gaf 25 Apr. 1401 in die hoedanigheid vrijdom van rechten aan het dorp Heenvliet. 12 Apr. 1396 staat hij over den zoen tusschen den hertog en de gebroeders van Wassenaar en in 1397 neemt hij deel aan den tweeden tocht van Albrecht tegen de Friezen. Met Coenraad van Heysterbach huurt hij in Aug. van dat jaar, in opdracht van den hertog, 30 groote schepen en 18 sombairders, welke hij ten behoeve van dien tocht in gereedheid doet brengen (Verwijs, Oorlogen, 16, 22, 28).
Hij stichtte het regulieren-klooster Rugge in het land van Voorne, waartoe hij 7 Febr. 1403 van den hertog consent verkreeg, en begiftigde het met verscheidene landerijen (Reg. II Hert. Alb. fol. 45 verso en Perk. Reg. Hert. Alb. 1401-05. fol. 35, Rijksarch.). In Apr. 1405 met zijn zoon ter heirvaart beschreven en ontboden te Vianen en getaxeerd voor 6 glaviën (van Mieris, IV, 13); ook 15 en 16 Juli 1405 met zijn zoon ter heirvaart beschreven, ditmaal met 15 manschappen (als voren dl. IV, kol. 20) en eindelijk nog in 1407 te Woudrichem met 6 man (als voren dl. IV, kol. 84). Herhaaldelijk komt hij voor onder 's hertogs raden en getuigen, zoo 12 Febr. 1405 over de gift van hertog Willem aan den burggraaf van Leiden (als voren dl. IV, kol. 4), 28 Juni 1405 over die aan het kapittel van St.Lievenskerk te Zierikzee (a.v. dl. IV, kol. 17), 5 Juli d.a.v. over die van den abt van Middelburg (a.v. dl. IV, kol. 19). 7 Apr. 1407 is hij borg wegens het houden der privilegiën enz. door Gorinchem, Leerdam, enz. (a.v. dl. IV, kol. 52, 57, 59) en 30 Apr. 1408 getuige voor den verkoop van het IJselveer te Gouda aan Jan den Bastaard van Bloys, heer van Treslong (a.v. dl. IV, kol. 97, 98). 30 Apr. 1409 wordt hij nog onder 's hertogs raden vermeld (a.v. dl. IV, kol. 117), doch 2 Nov. van dat jaar was hij dood, daar op dien datum Jan van Heenvliet, zijn zoon, 's hertogs permissie verkrijgt om verschillende bezittingen in de Lier te verkoopen, ten einde daarmede de nagelaten schulden van zijn vader te betalen (Reg. Nov. Vasall. fol. 61, R.A.).
Hugo van Heenvliet huwde Elisabeth van Polanen, dochter van Philips, heer van Capelle a.d. IJsel en van Nieuwerkerk. Zij was 5 Apr. 1404 reeds dood, daar haar zoon Jan toen met haar goederen werd beleend. Deze Jan (2) volgt. Een tweede zoon, Adriaan, nam in 1396 deel aan den eersten tocht tegen de