beleg was hij een der eersten, die de benauwde veste bezocht; ook was hij tegenwoordig bij de inwijding der leidsche hoogeschool. In 1576 teekende hij mede den brief door de te Gouda vergaderden, die de Staten van Gelderland dringend aanspoorden in hun verzet tegen Spanje te volharden. Hij behoorde ook tot de onderhandelaars om aan den Prins van Oranje het hoog gezag op te dragen en werd in 1582 door de staten benoemd tot lid der commissie die D.V. Coornhert tegenover den leidschen hoogleeraar Adr. de Saravia zou hooren, over de door eerstgenoemden opgestelde Proeve van den Nederl. Catechismus. Nog lang bleef hij zijn diensten aan de stad Leiden en het vaderland wijden en overleed in zijn geboorteplaats in 1592.
W.v.H. is tweemaal gehuwd geweest. Eerst met Margriet Ramp genaamd Proost, geb. te Haarlem 1531, overl. 26 Febr. 1590, dochter van den haarlemschen burgemeester Engbrecht Willemsz. Ramp en van Willemina van Sonnevelt. Daarna is hij hertrouwd met Neeltje Pietersdr. weduwe van Joost Jacobsz. de Bye. Uit het eerste huwelijk sproten drie kinderen.
Zijn door een onbekend kunstenaar geschilderd portret bevindt zich in de Lakenhal te Leiden.
Zie: Elias, Vroedsch. van Amsterdam I, 79; Scheltema, Staatk. Nederland; Mdbl. Ned. Leeuw XXXII, 323.
Regt