[Heemskerck, Willem van (2)]
HEEMSKERCK (Willem van) (2), geb. 1613, overl. na 1687. Deze jaartallen zijn ons bekend doors zijn afbeelding, geschilderd door J. van Mieris en door A. Blooteling in zwarte kunst gebracht en met een gedicht door Geertruid de Grauw, geb. Gordon, vereerd. Overigens verkeeren wij wat zijn ouders, huwelijk of kinderen aangaat in het onzekere. 16 Jan. 1688 was hij nog in leven en vervaardigde toen een der beide gedichten, in het Apollineum van Witsen Geysbeek voorkomende.
Van zijn hand verscheen: Hebreeuwsche heldinne (treurspel, Rotterdam 1647), 4o; Koning Konradijn en Hartoogh Frederyck (treurspel, Leiden 1649), 4o; eenige gelegenheidsverzen verschenen in den Bloemkrans van verscheidene Gedichten (Amst. 1649) en in genoemd Apollineum (een daarvan is geteekend met zijn zinspreuk: ‘Wel hem, die wel wil’). De Kon. Bibl. te 's Gravenhage bezit: W. van Heemskerks Innige-Gedachten, geuittet Over den Brand van Londen. Geduurt hebbende den 12, 13, 14 en 15en van Herftmaand (sic) Ao (1666), (gedicht, Leyden 1666) en Zeegejuiging, Ernst-betuiging en Dankbre buiging over Hollands Helden daed, Neerlands Beter-staet en de Vervulde Vredemaet (drie gedichten op den tocht naar Chattam en den vrede van Breda, onderteekend: W. van Heemskerk) (Leyden 1667), 4o. Deze twee bundels werden gedrukt voor Johannes van der Brugge.
Zijn dichtkunst wordt niet hoog aangeslagen. Grooter ervarenheid scheen hij te bezitten als glasgraveur, waarvan de hensbeker, vroeger bij het hoogheemraadschap van Delfland, Schieland en Rijnland in gebruik, waarop hij niet den diamantstift zijn zinspreuk en een klein gedicht op die spreuk passende, heeft gegraveerd; de peer of knop bevatte zijn naam en het jaartal 1686. Behalve dit glas graveerde hij op het drinkglas door Hugo de Groot op Loevestein gebruikt een fraai latijnsch vers.
Over zijn portret is reeds boven gesproken; een portret door een onbekend schilder is nog te Amsterdam in particulier bezit; Moes, Icon. bat. noemt als zijn sterfjaar 1692.