[Groesbeek, Willem van]
GROESBEEK (Willem van), overl. 24 April 1416, zoon van Tilman, die voorgaat, verscheen als kanunnik van St. Servaas te Maastricht sedert 1380, studeerde in 1388 aan de universiteit van Heidelberg en aan die van Keulen, de matriculae van deze laatste universiteit, waar hij in de rechten studeerde, vermelden hem in 1389, als scolaris ad decretorum a multis annis, militaris, pastor in Beringhen. In 1409 was hij schatbewaarder van het kapittel van St. Servaas; Arnold van Horn, bisschop van Luik, benoemde hem tot zijn executeur-testamentair. Hij doteerde aan het altaar van de H.H. Bartholomeüs en Sebastianus in de kerk van St. Servaas een jaarlijkschen erfcijns van een mark.
19 Juli 1386 droegen hij, zijn broeder en zuster, Johan en Elisabeth, de rente van 5 pond op een stuk land in Puyflyck, dat hun vader Tilman aan hun zuster Catharina, non in Grafenthal als lijfrente gegeven had, aan de abdij op; 22 Juni 1412 droeg hij eveneens aan de abdij 4 morgen land over, gelegen voor de kerk Withum in Puyflyck; 24 Aug. 1412 deed hij ten behoeve van den deken en het kapittel van St. Servaas afstand van een jaarlijksche erfrente van 36 schellingen en 3 kapoenen uit een huis op den hoek der St. Antoniusstraat aan de Boschstraat te Maastricht; 5 Mei 1414 verklaarde hij voor de schepenen van Maastricht, dat bij een jaarlijksche rente van 1½ mark op een huis in de Korte straat te Maastricht overgedragen heeft aan de broederschap der kapellanen der St. Servaaskerk. Uit een schepenbrief van Maastricht dd. 10 Sept. 1416 blijkt, dat hij overleden is, althans wordt daarin melding gemaakt van zijn jaargetijde, waarvoor door zijn zuster Bela (Isabella of Elisabeth) weduwe van Gosuinus de Vinea, brabantsch schepen van Maastricht 1407-08, een cijns aan de broederschap der kapellanen gegeven werd.