had willen uitroeien, bleven bestaan. Over de geheele lijn werd door den Koning in 1829, hopende het verbond tusschen liberalen en clericalen te breken, toegegeven en het collegium in dat jaar gesloten, hoewel de gematigde aartsbisschop van Mechelen prins de Méan er curator van was. Het verbond bleef evenwel in stand. Met den pauselijken stoel werd 18 Juni 1827 een concordaat gesloten, dat geheel buiten medewerking van van Gobbelschroy door de Celles (dl. VII, kol. 290) tot stand gebracht werd. Voorloopig werd het door zijn tegenwerking niet ingevoerd en ook later, na den belgischen opstand, is dit in Nederland niet geschied.
Toen de Koning meende, dat door zijn toegeven de vrede met de zuidelijke ultra-clericalen bezegeld zou worden, achtte hij het ook wenschelijk, dat van Gobbelschroy, vrijdenker op religieus gebied, door geloovige Roomsch-Katholieken vervangen zou worden. Het departement van roomsch-katholieken eeredienst werd 4 Dec. 1829 weder ingesteld met ingang van 1 Jan. 1830 en tegelijk van Gobbelschroy voor de afdeelingen Binnenlandsche Zaken en Onderwijs door den gematigden roomschen de la Coste vervangen. Tegelijk werd het departement van Marine, Nationale Nijverheid en Koloniën opgeheven en werden een departement van Marine en een van Waterstaat, Nationale Nijverheid en Koloniën geschapen. Van dit laatste werd van Gobbelschroy minister. Toen de belgische opstand uitbrak en 4 Oct. 1830 Brussel door de troepen van prins Frederik ontruimd moest worden, werd de Prins van Oranje door den Koning naar Antwerpen afgevaardigd en belast met het tijdelijk beheer der Zuidelijke Nederlanden. Hem werden als ministers toegevoegd de hertog van Ursel, oudminister van Waterstaat, president, van Gobbelschroy en de la Coste. De Prins benoemde 5 Oct. een raad, bestaande uit 11 zuid-nederlandsche Kamerleden. Hij vaardigde een proclamatie uit, waarin hij administratieve scheiding beloofde. Toen de zaak van den Prins niet vorderde, verlieten de meesten Antwerpen en eindelijk verlieten de Prins en allen, die hem nog trouw gebleven waren, nadat de bovengenoemde opdracht 20 Oct. was ingetrokken, die stad. Van Gobbelschroy verkreeg op zijn verzoek 22 Oct. eervol ontslag, trok zich op zijn goederen terug en heeft geen politieke rol meer gespeeld.
Hij werd in 1825 associé van de Brusselsche Academie royale en in 1826 lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden.
Ramaer