[Glinstra, Johannes van]
GLINSTRA (Johannes van), geb. 1612 te Leeuwarden, overl. 10 Oct. 1678, zoon van Cent Ypckes, burgemeester van Leeuwarden en Maycke Gadema, ontleende zijn naam aan de door zijn moeder aangekochte state Glins onder Dronrijp, liet zich in 1631 inschrijven als student te Franeker, 30 Aug. 1634 te Leiden, daarna aan fransche academies in 1636. Te Franeker verdedigde hij onder den hoogleeraar Bernhardus Schotanus tot zevenmaal toe onderscheidene stellingen, die in 1634 te Franeker werden uitgegeven onder den titel: Selectarum quaestionum, ad jus civile Justinianeum quinquaginta libris Pandectarum comprehensum, Disputationes Septem. Men vindt daarin, behalve een voorrede en een door den schrijver gehouden Allocutio, onderscheidene verzen, voor die gelegenheid opgesteld o.a. door de hoogleeraren Schotanus en Rhala. In 1638 trad hij als advocaat voor het Hof te Leeuwarden op, en werd tegelijk schepen en pensionaris dier stad. Van Dec. 1645 tot zijn dood was hij Raadsheer ten Hove van Friesland. Hij was gehuwd met Jeepcke Lycklama à Nijeholt, die hem geen kinderen schonk.
Zie: Stamboek van den Frieschen Adel I, 257, II, 174; Catalogus der Bibliotheek van het Friesch Genootschap, 209; Naamrol der Raden 's Hofs van Friesland, 40; G. de Wal, De Claris Juris consultis Oratio, 371, Annot., 121; Ernestus Baders, Poemata, 55; Henr. Neuhusius, Extemporanea Poëmata, p. 152; J. Sickenga, Het Hof van Friesland gedurende de zeventiende eeuw (Leiden 1869), 131, 207.
Wumkes