Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9
(1933)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 285]
| |
van Amsterdam in het ambt van Oudste bij de Doopsgezinde gemeente te Dordrecht bevestigd, met een predicatie naar aanleiding van Jer. 3:10, ‘Soo heeft (aldus luidt het verhaal) Abraham Dircksz. (na het gebed) hem gekeerd tot Mels Gijsbrechtsz. en hem gevraeght, ten eerste, of hij niet geloofde, dattet oude ende nieuwe testament alleene niet en is het eenige rechtsnoer, daerwt ende daer na wij alles moeten rechten, leeren en oordeelen, en waerneffens geen menscheninstellinghe of plantingen moghen gehandhaeft worden; ten tweede, of Christus, des levendigen Godts zoone, niet en is ons eenighe verdienste ter saligheyt; ten derde, of deze beroepinge ofte dienst niet van Godt was; waerop van Mels Ghijsbertsz. jae geantwoort zijnde, soo wert daer over van Abram Dirickxsz. versocht, op Mels Ghijsbertsz., dat hij hem wilde vervoegen buyten de stoel comen, en zulckx geschiet zijnde, soo zijn de andere drie Outstens mede wt en voort toe ghetreden, ende doen bij Abram Dirickxsz. eenige redenen van knyebuyghinge verhaelt zijnde, soo is Mels Ghijsbertsz. daernae nedergheboghen, ende doen heeft Abraham Diricksz. zijne, alsmede dandere drie Outstens elck hare rechte handt, op Mels Ghijsbrechtsz. hooft gheleydt, ende veel treffelicke redenen verhaelt ende aengetrocken, soo van segheninge ende ghebenedidinge ende heeft vorder eyndelick hem gerefereert en gekeert totte drie andere voorsz. Outstens, die eyndelick doen elck, doch weynich, totte bevestinghe en het voorverhaelde hebben ghesproken, ende sulckx en 'tselve gheeyndicht zijnde, soo heeft Abraham Diricxsz. en de drie andere Outstens Mels Ghijsbrechtsz. als een lieve medehulper metter rechtehandt ende een kusse des vredes ontfanghen ende aenghenomen’ enz. Mels heeft de gemeente zeer loffelijk tot zijn dood 19 Juni 1648 gediend en is wel gerust, met een levende hope, in den Heere ontslapen. Hij was 28 Mei 1620 gehuwd met Anneke Dircxdr.; drie zijner dochters werden 1 April 1646 tot lidmaat der Doopsgezinden aangenomen. Zie: Aant.boek der Doopsgez. van Dalen |
|