[Ghoor, Lambert of Lambrecht van]
GHOOR (Lambert of Lambrecht van), pandheer van Schinnen, in oorkonden vermeld 1367-86, zoon van Daniël (2) (die voorgaat) en Johanna van Fexhe genaamd Schoonvorst. Hij trof in 1367 met Mathilde van Gelder, gravin van Cleef, een overeenkomst, waarin hij zich verplichtte aan haar huis Schinnen voor 500 oude schilden te verbouwen; hij werd in 1381, op Sent Petersdaghe Cathedra (18 Jan.) in tegenwoordigheid van Johan Sack van Wijck, Winand van Dicteren en Johan van Weirt, als leenmannen van Valkenburg, met de heerlijkheid Schinnen beleend. In 1386 bekende hij, dat hertog Willem van Gulik en zijn gemalin Maria, de pandpenning van 600 gulden, voor welke hem de heerlijkheid Schinnen verpand was, hadden afgelost. Lambrecht van Ghoor was ook drossaard van Maeseyck. Hij had zijn dienstmeid gehuwd.
Zie: M.J. Wolters, Notice historique sur l' ancien comté de Hornes etc. (Gand 1850), 154; E. Slanghen, Het markgraafschap Hoensbroeck (Maastricht 1859), 205; H. Pijls, Bijdrage tot de geschiedenis der voormalige heerlijkheid Schinnen in Publ. de la soc. hist. et arch. dans le Limbourg LXIV (1928), 249; LXV (1929), 243.
Verzijl