[Elsloo, Arnold heer van (3)]
ELSLOO (Arnold heer van) (3), in oorkonden vermeld 1228-85. In Mei 1228 verklaarde Arnoldus, vir nobilis dominus de Elsloo, dat hij, met toestemming zijner echtgenoote Mechtildis en zijner zonen en dochters, in handen van Hugo de Pierrepont, prins-bisschop van Luik, ten voordeele van de kerk der H. Maria te Floreffe en der Broeders, die daar God dienen, afstand deed van elk recht, dat hij in twee gedeelten der tienden onder de parochie Elsloo had, behalve de tiende van den klokkentoren en het priesterkoor. In Maart 1248 gaf hij aan een zekeren Giselbert en aan diens huisvrouw Clementia toestemming om zichzelven toe te wijden en hun goederen op te dragen aan de curia van Hingelo (= Elsloo), nl. huis met tuin, een rente van twaalf luiksche marken en twee bunder bouwland, welke goederen gelegen zijn ‘in villa de ElsIoo et districtu Ecclesiae floreffiensis’. Den 21. April 1248 gaf hij aan ridder Willem van Hamal de voogdij en justitie (gerechtigheid) van deze laatste plaats in leen. In Mei 1249 bevestigde hij den verkoop van drie bunders land, gelegen te Helta, aan de abdij van Borcette; deze verkoop geschiedde door ridder Hendrik van Hamal, die dat land van Arnold heer van Elsloo in leen had. In een breve van 1250 van Dirk heer van Valkenburg, door welke deze aan de abdij van Villers een stuk grond in het dorp Geleen met verschillende vrijheden gaf, wordt hij diens leenman genoemd. Hij verscheen als getuige in een verkoopakte van 30 Maart 1266 van een huis te Keulen door den kanunnik Walram van Spanheim. Den 28. Juni 1271 gaf hij verlof aan Arnold, genaamd Ployart, zoon van Ruthgerus, tot den verkoop van een huis met den daaraan grenzenden berg, beslaande ongeveer drie morgen land aan ‘den Magister de Hingelot’. Wijl van dit goed leenverheffing te Elsloo moest geschieden bij versterf, zal de ‘curia de Hingelot’ jaarlijks vijf luiksche oorden aan
den leenheer betalen. Hij kwam ook als heer van Elsloo voor in een charter van 1285 ten behoeve van de kerk van O.L. Vrouw ad gradus te Keulen. Zijn dochter huwde met Wennemar van Gemerich, ridder; zijn zoon Osto of Otto (1) volgt.
Zie: M.J. Wolters, Recherches sur l'ancien comté de Gronsveld el sur les anciennes seigneuries d' Elsloo et de Randenraedt (Gand 1854), 143-144, 169-170; Lacomblet, Urkundenbuch II, no. 108 en no. 561; A. Fahne, Geschichte der kölnischen, jülischen und bergischen Geschlechter II, 93, 217; S.P. Ernst, Histoire du Limbourg IV, 14; Jos. H.M. Eversen en J.L. Meulleners, De Limburgsche gemeentewapens in Publ. de la soc. hist. et arch. dans le duché de Limbourg XXXV (1899), 126-127.
Verzijl