Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9
(1933)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 205]
| |
Krucken aldaar en den hof Heessen (of Hersselt) te Herungen beleend, eveneens met den hof te Grefrath, met al zijn toebehoor, vernieuwde den leeneed 9 Oct. 1473; als heer van Obbicht 16 Oct. 1473. In 1450 was hij ambtman der stad Grave, waar hij met zijn tweede echtgenoote woonde en met wie hij gelden verschoten had op de ambten Cuyck en Kessel. Hij was een verbitterd vijand van hertog Arnold van Gelder en koos partij voor diens ontaarden zoon Adolf. In 1471 weigerde hij aan Arnold toegang tot het slot Grave, maar moest voor de overmacht zwichten. Hij huwde eerst Henrica ten Have (of ten Hove), die in 1431 met de halve heerlijkheid Obbicht werd beleend, en hertrouwde Adelarda (of Alarda) Pieck, nog 1469 in leven, dochter van Frank (of Frans) Pieck, heer van Gameren, en van Geertruid van Isendoorn. Uit het eerste huwelijk: Nicolaas, heer van Sevenum en Obbicht, werd als erfgenaam zijns vaders met de zutphensche helft van Obbicht beleend 13 Maart 1489, met de loonsche helft 6 Juni 1506, met den wind (windmolen) te Sevenum enz. 13 Mei 1489, huwde Oda van Petersheim, dochter van Dirk, heer van Neerharen en Obbicht, die de brabantsche of loonsche helft van Obbicht bezat, leefde nog in 1517; Gerlach, domheer van St. Maarten te Utrecht; Mechtild, huwde met Arnt van Oy, heer van Ubbergen. Uit het tweede huwelijk: Margaretha (overl. 6 Maart 1484, begraven te St. Agatha bij Cuyck, waar haar grafsteen nog aanwezig is), huwde met Willem van Merwijck, bezitter van de halve heerlijkheid Grubbenvorst en het huis Baersdonck (overl. in 1513); en Cornelia. Zie: Publ. de la soc. hist. et arch. dans le duché de Limbourg XX (1883), 17-19, XXIV (1887), 75-77, 95-100, XXXI (1894), 150, XXXVI (1900), 136-137; Heraldieke Bibliotheek N.R. IV (1882), 157-159. Verzijl |
|