[Dedel, Jacob Willem]
DEDEL (Jacob Willem), geb. te Amsterdam 19 Juni 1778, overl. te 's Gravenhage 23 Mei 1848, was de tweede zoon van Salomon Dedel (dl. V, kol. 126) en Sara Maria van de Poll. Hij ging in het vak der belastingen en werd omstreeks 1805 inspecteur. Op 18 Apr. 1814 werd hij raad van financiën, toegevoegd aan den administrateur van dat vak, voor de directe belastingen. Op 10 Jan. 1816 werd hij benoemd tot referendaris 1e klasse. Hij werd 16 Juni 1819 met ingang van 1 Aug. d.a.v. benoemd tot directeur-generaal der directe belastingen, waaronder ook de posterijen gebracht werden, en had als zoodanig zitting in den door Willem I elke week voorgezeten kroonraad. Reeds 21 Dec. 1820, waarschijnlijk ter bezuiniging, werd hij met ingang van 1 Jan. 1821 eervol ontslagen en zijn departement gevoegd bij de generale directie der ontvangsten onder Appelius (dl. VII, kol. 16). Hij werd tegelijk tot lid der Eerste Kamer benoemd, een bewijs, dat de Koning niet ontevreden over zijn beheer was. Hij is tot zijn overlijden lid gebleven.
Daar de discussiën in de Eerste Kamer geheim waren, is van Dedel's richting weinig bekend. Men weet alleen, dat hij de beide door den Koning op 29 Sept. 1830 gestelde vragen over de administratieve scheiding van noord en zuid, als de meerderheid der noordelijke en bijna alle zuidelijke leden, bevestigend beantwoordde, waaruit blijkt, dat hij niet tot de ultra-conservatieven behoorde. De Koning heeft, later telkens weder hopende geheel België terug te winnen, geen rekening met de uitspraak der Kamers gehouden.
Hij huwde 21 Mei 1799 Agnes Maria Corver Hooft, geb. 10 Febr. 1776, overl. 19 Mei 1854. Bij haar had hij 4 zonen, allen op den leeftijd van 25 à 29 jaren overleden en 3 dochters.
Ramaer