en deeling van de ouderlijke goederen en ook van die van zijn grootvader Arend van Hodenpijl (v. Mieris, a.v. IV, 162). Hij bezat Cralingen en het slot Honingen, komt in 1380 voor als heer van West-IJselmonde (of Ogiersambacht) en is baljuw van Kennemerland en West-Friesland geweest, vermoedelijk tusschen 1367 en 1380.
In zijn latere levensjaren trad hij zeer eigengerechtigd op en haalde zich daardoor de groote ontevredenheid van hertog Albrecht op den hals. Niet alleen had hij sluizen bevischt, die de graaf onbevischt had willen laten en als vennoot van rotterdamsche kooplieden goederen langs tollen vervoerd, zonder de geëischte rechten te betalen, maar had ook in Kralingen den zeevond en de heerlijkheid aangetast zonder bevel, ook zonder daarvan rekening te doen, en zijn slot Honingen met 4 morgen lands, die feitelijk het kapittel te Brielle toekwamen, opgedragen aan 's graven echtgenoote, van wie hij deze, en later van Willem v. Oostervant, weer in leen had terugontvangen, en zoo meer. Hij was voor al deze zaken te Zierikzee in gijzeling gedaagd en niet verschenen, had althans geen voldoening gegeven, om welke redenen Albrecht 27 Maart 1389 (1390) het aan zijn zoon Willem van Oostervant overlaat Ogier te berechten (v. Mieris, III, 554). In den zoon vond Ogier blijkbaar geen streng rechter; ja, spoedig was hij weer met den hertog verzoend. Dat de zoon 's vaders vijand geworden was, is daarop ongetwijfeld van invloed geweest. In 1393, des Vrijdags na St. Elisabethsdag, beloofde hertog Albrecht hem, Ogier, te ontheffen en verzet te doen van alle opdrachten van zijn leengoed gedaan aan W.v. Oostervant, die zijn vijand geworden was (Reg. Memoriale BD Cas R. fol. 75 vo). Den 28. Jan. 1394 ontving Ogier zeker goed gelegen binnen het ambacht Cralingen, vroeger mede als huwelijksgoed gegeven aan zijn dochter bij haar huwelijk met Dirk van de Lecke, thans balling 's lands, welk goed daardoor onbedijkt was blijven liggen (Reg. Lit. V. Cas E. fol. 152 vo). Nadien vinden wij Ogier niet meer vermeld en onder de opgeroepen edelen tot den krijg in Friesland komt hij niet voor. Hij zal dus in 1394 of 95 zijn overleden.
Hij was gehuwd met een jonkvr. Haernen en won bij haar twee dochters, t.w. Gilia van C. in 1388 gehuwd met Dirk van der Leck. Zij was dood in 1413 en hij, ridder, zoon van Jan van Polanen, heer van Breda, erfde Cralingen en Honingen en kreeg bij zijn huwelijk West-IJselmonde; de tweede dochter Elburg van C. vrouwe van Starrenburg, huwde Arend van Duivenvoorde, ridder (Ned. Leeuw XXXIV, 260). Behalve deze twee dochters had Ogier nog een bastaardzoon Roelof v.C., in 's graven dienst dood gebleven en een bastaarddochter, die vóór 1397 is overleden.
Zie: Craandijk in Rotterd. Jaarboekje II: Rotterdamsche Historiebladen II A, 579-592.
Regt