en noemde dezen zijn zwager (Geneal. Herald. Bladen, III, 433). 7 Juli van dit jaar staat hij over het verdrag tusschen Roeland van Wtkerken en den thesaurier van Holland, Boudewijn v. Swieten, met Grootebroek over de betaling der boeten (v. Mieris, IV, 893). Hij protesteert met andere edelen tegen de aanmatigingen van Jan van de Zijdwinde, die zich gedraagt als een baljuw van Zuid-Holland te zijn, en beroept zich op den hertog van Bourgondië en andere autoriteiten (v. Mieris, IV, 952, 972). Gillis v.C. is 25 Mei 1429 borg bij de huw. voorw. van Gijsbrecht van Vianen en Meyne v. Heemskerk zijn nicht (als dochter van zijn zuster Margaretha) (Kroniek Hist. Gen. 1853, p. 172). In 1436 is hij raadsheer in het Hof van Holland en wordt als zoodanig 5 Mrt. bij het maken van de sluis te Gouda vermeld (v. Mieris, IV, 1073); Gillis v. Cralingen, ridder, heer van Voirscoten, maakt 10 Juli 1437 aan het klooster Mariënpoel buiten Leiden een rente van 20 pond hollandsch, verzekerd op 5 morgen land aan den Ouden Rijn en de Waard bij Leiden, voor de rust van hem, zijn beide echtgenooten, zijn ouders en zijn kinderen, en verzoekt Boudijn van Zweten, die een gelijke rente aan het klooster heeft geschonken, met hem dezen brief te bezegelen (Overvoorde, Arch. Kloosters, R. 637). In 1438 is hij heemraad of hoogheemraad van Rijnland. G.v.C. heer van Voirscoten, ridder, erkent 8 Jan. 1440 aan IJsbrand Jacobsz verkocht te hebben twee ‘kinderdeel’ in de Capoenshofstede in Wassenaar (Overvoorde, a.v., R. 691). In 1442 wordt van zijn erfgenamen gesproken (Overvoorde, Arch. Gasthuizen, R. 1727).
Hij huwde eerst met een van Swieten, ongetwijfeld de dochter van heer Dirk v.S. en van Isabeau van Borsselen van Brigdamme. IJsenbeel van Brugdam, weduwe van heer D.v.S. en heer Gillis van C. ridder verpachten land in Leiderdorp aan Jonge Willem Reyniersz, die 14 Maart 1416 erkent 10 pond schuldig te zijn aan pacht (Overvoorde, Kloosters, R. 321).
Hij hertrouwde Gijsberta van Raephorst. Zij is in of vóór 1444 hertrouwd met heer Willem van Boxmeer, ridder, die als haar man en voogd voorkomt 1 Juni 1454. Zij ontvangt levenslang ⅛ deel van het huis Zuidwijk en zij en haar man W.v.B. het aandeel van Floris v.C. in het zilverwerk, de kleinoodiën en het huisraad (Overvoorde, Arch. Kerken, R. 232, 233).
Dat G.v.C. met Symontje van Teylingen zou zijn gehuwd, is mij niet gebleken.
Behalve Frank, hiervoor vermeld, maar van wien verder niets blijkt, sproten uit het eerste huwelijk een zoon Floris, die hier voorgaat, en een dochter Elisabeth, gehuwd met Wouter van Mathenesse, wiens ouders reeds hierboven vermeld werden als Adriaan gehuwd met Aleid van Spangen. Hij wordt met zijn vrouw, zijn schoonvader G.v.C. en zijn zwager Floris v.C. 13 Aug. 1463 vermeld (Overvoorde, Gasthuizen, R. 1781). Bovendien komt nog een dochter voor: Margaretha van Cralingen, gade van Barthout van Assendelft (zie dl. VII, kol. 28).
Zie: Craandijk in Rotterd. Jaarb. II (1890.), 81-88.
Regt