ontwerpen eener constitutie gekozen en nam daardoor tot 10 Nov. d.a.v. niet aan de beraadslagingen der vergadering deel. Hij was, zooals de meeste leden uit Holland, unitaris, maar zeer gematigd. Hij stemde 29 Nov. 1796 voor het in behandeling nemen van het voorstel der genoemde commissie, dat met 66 tegen 52 stemmen werd aangenomen en 2 Dec. d.a.v. voor de ondeelbaarheid der republiek, die met 75 tegen 23 stemmen werd aangenomen. Op 11 Mrt. 1797 stemde hij voor een voorstel dat door het volk over de constitutie in het geheele land en niet provinciesgewijs gestemd zou worden; het werd echter met 51 tegen 35 stemmen provinciesgewijs.
Op 2 Aug. 1797 werd hij bij zijn aftreding vervangen door Blauw, die in tegenstelling met 1½ jaar te voren de benoeming aannam, hoewel hij nog gezant was. Hij was ongeveer een jaar ambteloos en werd na den tweeden staatsgreep tot lid van het Vertegenwoordigend lichaam gekozen, en wel op 15 Juli 1798, weder in het district Gouda. Den geheelen duur der zitting was hij lid der Eerste (= onze Tweede) Kamer. Toen dit lichaam na den derden staatsgreep van 19 Sept. 1801 op 17 Oct. d.a.v. ontbonden was, werd hij 22 d.a.v. door het staatsbewind benoemd tot lid van het Wetgevend lichaam. Op 29 Mei 1802 werd bepaald, dat hij lid voor Holland zou zijn.
Op 17 Febr. 1804 werd hij gekozen tot secretaris van dat lichaam. Hij ging toen in den Haag wonen. Bij de verkleining van dit lichaam door den raadpensionaris Schimmelpenninck werd hij 6 Mei 1805 tot dezelfde betrekking, nu griffier genaamd, benoemd.
Koning Lodewijk stelde het Wetgevend lichaam opnieuw samen en nu werd Couperus 25 Sept. 1806 benoemd tot griffier, maar bij de opheffing van dit college kwam ook hij buiten betrekking. Later heeft hij voor zooveel bekend geen openbaar ambt bekleed.
Ramaer