commissaris, en na de vereeniging der beide deelen tot het Koninkrijk der Nederlanden op 10 Jan. 1816 tot referendaris 1e klasse aan het departement van Binnenlandsche Zaken benoemd.
Op 12 Aug. 1821 volgde zijn benoeming tot lid van den Raad van State, op 21 Febr. 1828 die tot gouverneur van Antwerpen, waarbij hij tevens staatsraad in buitengewonen dienst werd, en op 29 Dec. 1829 die met ingang van 1 Jan. 1830 tot minister van Binnenlandsche Zaken. In den korten tijd, dat hij gouverneur was, heeft hij te Antwerpen een vrij entrepôt tot stand gebracht met persoonlijke garantie van koning Willem I.
Toen de prins van Oranje op last des Konings in het begin van Oct. 1830 naar Antwerpen vertrok, was de la Coste een van de drie ministers, die hem toegevoegd werden. De maatregelen, in dezen tijd genomen, hadden geen gevolg, vooral omdat er geen leger van beteekenis was om den Prins te steunen. De leden van den raad, die door den Prins benoemd was, verlieten langzamerhand die stad en het einde was, dat de opdracht des Konings werd ingetrokken. De la Coste verzocht toen ontslag als minister, dat hem 22 Oct. eervol verleend werd. Hij ging in zijn geboortestad wonen. Op 29 Aug. 1831 werd hij in het kiesdistrict Leuven tot lid van den belgischen senaat gekozen, maar hij nam de benoeming niet aan daar hij nog te veel aan koning Willem I gehecht was. Eerst in 1841, nadat de vrede twee jaren te voren tot stand gekomen was, nam hij een candidatuur voor de Kamer van volksvertegenwoordiging te Brussel voor de clericale partij aan, maar werd niet gekozen. Het volgende jaar was hij weder candidaat voor dat lichaam in het district Leuven en toen werd hij gekozen.
In 1846 werd hij benoemd tot gouverneur der provincie Luik. Hij bleef lid der Kamer. Het liberale ministerie Frère Orban gaf hem 12 Aug. 1847 ongevraagd eervol ontslag als gouverneur.
Hij werd in 1848 te Leuven niet herkozen als Kamerlid, maar werd in 1850 opnieuw door dat district afgevaardigd en bleef lid tot zijn overlijden.
Hij werd in 1816 in de ridderschap van West-Vlaanderen opgenomen.
Hij huwde 14 Apr. 1815 Pauline Marie Ghislaine de Foestraets, geb. 1 Juni 1795, overl. 3 Apr. 1832, bij wie hij 3 zonen en 3 dochters had.
Hij schreef: Le pas d'armes de Villers sur Lesse (Brux. 1840); Anselme Adorne, sire de Corthuy, pélerin de terre sainte (Brux. 1855).
Ramaer