de Franse in Nederduyts vertaelt (1618); Vertooninghe ende verantwoordinghe tegens seker geschrifte van de Dienders der Gemeynte tot Amsterdam aen de Dienders der Gemeynte tot Haerlem (1619); Besluyt des laetsten Engelschen Parlaments, ofte corte Extracten, getogen uyt eenighe acten des Parlements (1624); Een disputatie ghehouden tusschen Jacob Keersmaker en Broer Cornelis Adriaansz van Brugge Ao 1569 (z.j.); Nieu dubbelt Haerlems Lietboeck ghenaemt den Laurier-krans der amoureusen (7e dr. 1643, 8e dr. 1645, 9e dr. 1648); Haerlems Oudt- Liedtboeck inhoudende veele historiale ende amoureuse liedekens (1648 ?) enz. Op 25 Nov. 1637 werd hij vinder van het haarlemsche boekverkoopersgilde. Zijn boekverkooperszaak was gevestigd op de Groote Markt te Haarlem op den hoek van de Groote Houtstraat: hij woonde aldaar reeds in 1618 ‘in 't Suyckerhuys’. Het door Ledeboer genoemde werk Het Otterken (z.j.) van M. de Brauwer (dl. VI, kol. 191) heeft dit adres, doch werd door Ekama reeds in 1613 gedateerd. Later was zijn adres ‘op de Marckt, in de druckerij’. Eerst in 1882 werd dit perceel afgebroken. Stadsdrukker van Haarlem was Vincent sinds 6 Mrt. 1642. In de Resolutie van Burgemeesteren van Haarlem dd. 8 Febr. 1646 leest men: ‘Vincent Casteleyn is gelast ende geordonneert, dat hij in plaetse van dat deselve tot nu toe aen verscheijde heeren buijten de Regeeringe sijnde, weeckelijck de Couranten heeft gebraght, van nu voortaen tot niemant anders weeckelijck de couranten sal brengen dan tot de vier Burgemeesteren in Regeringe sijnde, aen de Heere Pensionaris ende in de Secretarije, ende aen geen andere’. Hieruit is niet te concludeeren, dat Vincent reeds geregeld een courant uitgaf; vermoedelijk zorgde hij te Haarlem slechts
voor de verspreiding der elders verschenen couranten. In 1652 verscheen nog Op- en ondergang van Tomaso Anielo met de beroerten tot Napels, door Ledeboer vermeld als een uitgaaf van Vincent (2) of (3). Als stadsdrukker werd Vincent na zijn dood door zijn jongsten zoon Abraham (die voorgaat) opgevolgd.
Vincent (1) vervaardigde ook gedichten (somtijds noemde hij zich met een woordspeling 2000, d.i. vingt cent) en wekte daarin - evenals zijn collega Paschier van Westbusch - anderen op zijn voorbeeld te volgen. In dit verband wordt hier genoemd het bij hem in plano gedrukte Ghedenck-Dicht van de groote waternoodt, get. G.B.V.C. (1621).
Hij was te Haarlem omstr. 1607 gehuwd met Maycken Jaspersdr. Het testament van beide echtelieden werd op 5 Aug. 1641 te Haarlem verleden (not. prot. Haarlem, no. 169, fo. 108 v.); daarin vindt men alle toenmaals nog in leven zijnde kinderen van Vincent (1) opgesomd, nl. Maria, Vincent (2), die volgt, Jannetgen (geb. te Haarlem 22 Juni 1609, overl. aldaar 28 Oct. 1690, trouwt in 1630 met Lieven van der Mersch, zie genealogie-van der Mersch in Ned. Patriciaat (1917), 299), Johannes, die voorgaat, Pieter, die voorgaat, Jacob (werd in 1653 lid van het boekverkoopersgilde te Haarlem), Hester, Jasper (of Caspar), die voorgaat, en Abraham, die voorgaat. Een der dochters trouwde met den zilversmid Volkaert Symonsz Swaert, voor wien Vincent (1) zich 21 Oct. 1653 borg stelde.
Dat Vincent tot dezelfde doopsgezinde gemeente behoorde als de bovengenoemde Guillaume C., blijkt uit het feit, dat eerstgenoemde in het lidmatenregister van de Waterlandsche Gemeente te Amsterdam dd. 12 Dec. 1649 wordt genoemd