Apocalyps in Hebrew and Greek (Middelb. 1611); A require of agreement to the groundes of divinitie studie (Middelb. 1601); A declaration unto the Lords, of the Jewes desire for Ebrew explication of our Greeke Gospell (Middelb.? 1611) Vermoedelijk verscheen te Amsterdam Eenighe schoone ende sekere bewijsredenen om den grondt vanden Bijbel te bevestigen enz. door Hugo Broughton ende nu overgeset door een Liefhebber der waerheyt (1611); wellicht was Jan Theunisz hiervan de vertaler.
Broughton, die op het eind van zijn leven aan tering leed, maakte in 1611 zijn laatste reis naar Engeland. Hij kwam in Nov. van genoemd jaar te Gravesend aan, bracht den winter door te Londen en begaf zich in het voorjaar van 1612 naar Tottenham, waar hij overleed. Hij werd op 7 Aug. 1612 te Londen begraven. Op zijn dood maakte W. Primrose A funerall poeme upon the death of the learned divine Mr. Hugh Broughton who deceased in Anno 1612, August the 4, interred the 7.
Zijn verzamelde werken werden in 1662 door John Lightfoot uitgegeven onder den titel The works of the great Albionean Divine renowned in many nations for rare skill in Salems and Athens Tongues, and familiar acquaintance with all Rabbinical learning, Mr. Hugh Broughton. Dit werk bevat tevens een biografie van Broughton.
Het valt moeilijk zich een juist oordeel over Broughton te vormen. Voor zijn tijd bezat hij een groote kennis van het Hebreeuwsch (zijn vertalingen in het Hebreeuwsch zijn echter naar onze opvattingen verre van onberispelijk), doch hij toonde weinig overleg en was zeer met zichzelf ingenomen. Als Puritein was hij een dogmatisch drijver, welke ieder die het niet met hem eens was, op hoogst onaangename wijze bejegende. Zijn do elstelling, n.l. de bekeering der Joden tot het Christendom, kan men eerbiedigen, doch Broughton streefde door zijn onbesuisd optreden dikwijls dit doel voorbij. In zijn geboorteland had hij naam gemaakt door tegenover de meening van de Kerk van Engeland, dat Christus ter helle gevaren zou zijn, Calvijn's exegese te handhaven, die den Hades als de onderwereld of het doodenrijk (niet als ‘a place of torment’) opvatte. Zijn vertaling van gedeelten van den Bijbel muntten uit door groote waardigheid van uitdrukking.
Broughton's vrouw heette Lingen en was een nicht van zijn leerling Alexander Top.
Zijn portret werd gegraveerd door Fred. Hendr. van den Hove.
Zie: C.G. Jöcher, Allgem. Gelehrten-Lexikon I (1750), 1402 v.; Dictionary of national biography VI (1886), 459 v.; J.G. de Hoop Scheffer, De Brownisten te Amsterdam in Verslagen en mededeelingen der Kon. Academie van Wetenschappen, Afd. Letterkunde, 2e reeks, X (1881), 242, 272 v.; H.F. Wijnman, Jan Theunisz in het jaarboek Amstelodamum XXV (1928), 56 v.; 113 v.; Pollard and Redgrave, A short-titled catalogue of books printed in England (1926), 82-83; M. Steinschneider, Catalogus librorum Hebraeorum in bibliotheca Bodleiana I (Berolini 1852-60), 806 v.; C.P. Burger, De Amsterdamsche boekdrukkers en uitgevers in de 16e eeuw IV, 254 v.; E.N. Adler, A gazetteer of Hebrew printing (1917), 7; J.M. Hillesum, Een keur uit de handschriften en boeken uit de Rosenthaliana (1919), 17; L. Hirschel, Hugh Broughton en Jodocus Hondius in Het Boek (1928), 199 v.; dez., Een godsdienstdispuut te Amsterdam in het begin der 17de eeuw in De Vrijdagavond VI (1929), 78 v., 197 v.; H.F. Wijnman, Moet Jod. Hondius of Jan Theunisz.