in Febr. 1851 bracht men hem weer op den voorzitterszetel, dien hij onafgebroken bleef innemen tot zijn benoeming als commissaris des Konings in N. Holland ingaande 1 Oct. 1855. Die waardigheid bekleedde hij tot 1 Mei 1860, met welken datum hij op de meest eervolle wijze van zijn functie werd ontheven, terwijl hij tevens benoemd werd tot minister van staat.
Hij huwde te 's Gravenhage 24 Juli 1833 zijn volle nicht jkvr. Margaretha Jacoba Maria Paulina Boreel (1813-1892), dochter van jhr. Willem François (zie hiervóór) en van Catharina Anna Fagel. Uit dit huwelijk sproten 9 kinderen, o.a. de bekende oudburgemeester van Haarlem, jhr. Mr. Jacob Willem Gustaaf B.v.H.
Zie: Nederl. Adelsb. (1932), 189; Blok, Gesch. Ned. Volk2 IV, 375, 395, 418; vooral: Bijdr. en Meded. Hist. Genootsch LII (1931), 321-396.
Regt