[Boreel, jhr. Willem François]
BOREEL (jhr. Willem François), geb. te Amsterdam 18 Sept. 1775, overl. te Friedrichshafen (Wurtemberg) 21 Mei 1851, zoon van Mr. Willem B., 7e baronet, en van Maria Trip. Hij trad in milit. dienst, werd 1787 kadet bij het reg. gardes te voet, 9 Maart 1791 luitenant bij de holl. garde dragonders met den rang van kapitein, en maakte met dat regiment in 1793 en 94 den veldtocht in Brabant en Vlaanderen mee. Wegens de omwenteling nam hij in 1795 zijn ontslag. Sedert 16 Dec. 1813 weer in nederl. dienst als luit. kolonel van een regiment huzaren, maakte hij in 1814 het beleg van Bergen op Zoom en in 1815 den slag bij Waterloo mede. Hier werden van zijn regiment 6 officieren en 64 man gekwetst en sneuvelden 3 officieren en 145 man. Hij ontving toen de Milit. Willemsorde 3e kl. en werd 2 Sept. 1815 tot kolonel, en 20 Dec. d.a.v. tot gen.-majoor en inspecteur der lichte cavalerie bevorderd. Den 22. Mrt. 1831 tot bevelhebber van de 2e brigade cavalerie te velde aangesteld, nam hij deel aan den Tiendaagschen veldtocht. In Oct. 1839 opperbevelhebber van de cavalerie te velde en 22 Sept. 1840 luitenant-generaal,werd hij 1 Januari 1841 gepensionneerd, tegelijk aangesteld tot opperstalmeester van koning Willem II.
Den 20. April 1849 benoemd tot grootmeester van het huis des Konings om bij de Koningin dienst te doen, overleed hij, met de Koningin op reis zijnde, te Friedrichshafen.
Bij Kon. besl. van 9 Jan. 1821 werd hij met zijn broeder Lucas in den adelstand verheven.
Hij huwde te Haarlem 12 April 1803 jkvr. Catharina Anna Fagel (1772-1825), dochter van Mr. François en van Anna Maria Boreel. Zij wonnen 3 zoons en 2 dochters. Een dochter huwde met jhr. Mr. Willem Boreel van Hogelanden, die volgt.
Zie: Nederl. Adelsb. (1928), 204; Geneal. Herald. Bladen I, 105; Scheltema, De laatste veldtocht van Nap. Bon., Bijl. 81, 113, 143, 145; Bosscha, Neerl. Held. te Land2 III, 353, 396, 532, 552, 554, 573, 628.
Regt