Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9
(1933)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 81]
| |
Hij werd 29 Oct. 1728 te Leiden student in de rechten, werd kerkmeester van de N. Kerk te Amsterdam 1727, secretaris in 1734, schepen in 1737 en als oud-schepen door prins Willem IV in Sept. 1747 geremoveerd; hij was van 1737 tot 1778 raad en fiscaal ter Admiraliteit van Amsterdam, in 1741 meesterknaap van de houtvesterij Gooiland, in 1743 commissaris van de monstering en in 1758 van het klein zegel te Amsterdam. 21 Maart 1742 kocht hij voor ƒ 28.000 de hofstede Bekesteyn onder Velsen van de erven Jan Trip. In 1759 behoorde hij met Jan van de Poll en Gerard Meerman tot een gezantschap met den titel ‘ministers van staat’, dat naar Engeland ging om te onderhandelen over de opgebrachte schepen en goederen en het vereffenen der geschillen aangaande de vaart op Amerika. Ofschoon zij hun zending loffelijk volbrachten, konden zij niet op succes bogen. Twee jaar later, van 23 Jan. 1761 tot 26 Oct. 1762 ging Boreel opnieuw, ditmaal als extraord. ambassadeur naar Engeland, om George II als Koning te begroeten. Hij huwde te Amsterdam 28 Febr. 1735 met Agneta Margaretha Munter, geb. ald. 21 Juli 1717, overl. te Bath 8 Dec. 1761, dochter van Mr. Willem, burgemeester van Amsterdam, en van diens eerste gade Catharina Pels. Uit dit huwelijk 4 kinderen, o.a. Willem, heer van Oud- en Nieuw-Goudriaan en Langerak, schepen en raad van Amsterdam, en Mr. Jacob, raad en advocaat-fiscaal der Admiraliteit aldaar. Zijn portret, geschilderd door een onbekend kunstenaar, bevindt zich bij barones d'Ablaing van Giessenburg te 's Gravenhage; zijn portret werd ook gegraveerd door J. Houbraken en komt voor in Wagenaar, Vaderl. Gesch.2 XX, 457. Zie: Nederl. Adelsboek (1928), 200; Maandel. Nederl. Mercurius VI, 133; Kok, Vaderl. Woordenb. VII, 792-97 (met de aanspraken in 1761 tot den engelschen Koning en de Koningin gehouden); Scheltema, Staatk. Nederl.; Wagenaar, Vaderl. Hist. XXIII, 50, 168; C.v.d. Aa, Leven van Willem V I, 191, 192; Stuart, Vaderl. Hist. II, 51-56, 142, 153-55, 203-5; Geneal. Herald. Bladen I, 101, 102; Elias, Vroedschap van Amsterdam I, 538. Regt |
|