[Boreel, Adriaan]
BOREEL (Adriaan), geb. te 's Gravenhage 9 Dec. 1674, overl. na 1713, zoon van Johan, die volgt, en van Amaranthe van Vredenburch. Hij trad als appointé in zeedienst bij de admiraliteit van de Maas, werd luitenant en voerde in 1703 het bevel over de ‘Rozendaal’ met 38 stukken. Met nog twee andere oorlogsschepen werd hem het geleide van een aantal koopvaardijschepen naar Lissabon toevertrouwd. Onderweg veroverde hij de ‘St. Lucas’, een fransch schip, dat hij te Lissabon aan Roemer Vlacq overgaf, die daar met de ‘Muiderberg’ van 50 stukken was aangekomen om de nederl. koopvaarders zoo uit Lissabon als Setubal naar het vaderland te geleiden. Het eskader van Vlacq bestond uit 5 oorlogsschepen, van 34 tot 50 stukken; het geraakte op den terugtocht 22 Mei in een hevig gevecht met 5 fransche oorlogsschepen, die zwaarder gebouwd waren en waarvan er twee met 90 en de overige met 60 tot 70 stukken waren bewapend. De schoutbij-nacht markies de Coëtlogon voerde er het bevel over. Na Vlacq was het Boreel die het laatst zijn zwaar geteisterd schip aan den vijand overgaf; zwaar gewond moest Vlacq (dl. II, kol. 1506) den strijd opgeven. Zij werden naar Toulon opgebracht, waar Vlacq aan zijn wonden overleed, terwijl de andere kapiteins verlof kregen huiswaarts te keeren. Te Parijs hield men hen echter nog drie maanden tegen, daar het gerucht ging dat zij ongeveer een millioen aan diamanten meevoerden, die op de vloot waren geweest. In het vaderland teruggekeerd werd Boreel geplaatst op de ‘Schiedam’ bewapend met 50 stukken geschut. Hiermee bracht hij in 1704 de bombardeerschepen voor Barcelona dat (vruchteloos) door den prins van Hessen Darmstadt werd belegerd. In 1704 was hij ook bij de verovering van Gibraltar, maar zijn naam wordt daarbij niet in verband met wapenfeiten genoemd. Hij ging met het eskader van den schoutbij-nacht Paulus van der Dussen (dl. V, kol. 143)
naar Lissabon om verscheidene koopvaarders te convoyeeren om weer uit het vaderland met andere handelsschepen naar Portugal terug te keeren. Hier aangekomen voegde zich van der Dussen met zijn oorlogsschepen bij de vloot van de admiraals Leake en Gerard Callenburgh (dl. V, kol. 78), hielp Gibraltar ontzetten en streed in het gezicht van deze vesting, 20 Mrt. 1705 mede in den zeeslag, waarin de fransche admiraal de Pointis de nederlaag leed. In 1708 voerde Boreel het bevel over de ‘Rotterdam’ met 74 stukken en werd met andere schepen naar Lissabon gezonden tot versterking van het eskader van den vice-admiraal van Wassenaer, nam deel aan de verschillende krijgsbedrijven der vereenigde nederl. en britsche vloten, maakte het beleg van Cagliari op Sardinië mede en keerde toen met het grootste deel der vloot naar het vaderland terug. Na den vrede van Utrecht en bij het verval der nederl. zeemacht, was het hem een welkom aanbod om in portugeeschen dienst te treden: hij werd tot vlag-officier bevorderd, maar na dien tijd vinden wij Boreel niet meer vermeld.
Hij huwde (huw. voorw. te 's Gravenhage 1 Oct. 1705) met Margaretha van den Bosch, dochter van Mr. Johan en van Margaretha Thierens. Dit huwelijk bleef kinderloos.
Zie: de Jonge, Ned. Zeewezen IV, st. II, 264, 290, 310, 329, 337, 441, 450; Kok, Vaderl. Wdb. VII, 47; Mdbl. Ned. Leeuw XXX, 71, 450.
Regt