[Bocholtz, Gerard van en tot]
BOCHOLTZ (Gerard van en tot), overl. 4 Juli 1359, begr. in de kerk te Lobberich. Hij verkocht met zijn echtgenoote Aleidis, kort na 1 Sept. 1343, aan den magistraat der stad Venlo een groot steenen huis, gelegen op de Lomstraat te Venlo, hetwelk tot raadhuis, gerechtsgebouw en vleeschhal werd ingericht. De koopprijs werd ten deele gekweten door een schuldvergelijking met een rente van 3 mark, 4 schellingen en 8 penningen, waarvoor ten laste der verkoopers en ten behoeve der stad verbonden was een beemd van 20⅓ morgen, gelegen tusschen de hoeve Wylre en den berg aan den Holtmolen, en anderdeels door de vestiging eener rente van 4 mark en 12 penningen. Zijn kinderen waren: Herman, heer en stamvader der linie Ingenhoven enz. (te Lobberich), gehuwd met Adelheid van Bellinghausen, hertrouwd met Catharina van Wachtendonck; Winand, stichter der linie Bocholtz, huwde Adriana van Bylandt; Hendrik, heer van Wylre; hij ontving 13 Mei 1374 van de stad Venlo ter aflossing van bovengenoemde rente een gedeelte van het stadsbroek, groot 14½ morgen en 5 roeden bij den Holtmolen, terwijl hij voor een cijns van 6 mark, 3 schellingen eigenaar van het andere gedeelte werd; zijn zoon Gerard gaf het genoemde broek weder aan de stad terug (20 Sept. 1436); Gerard, drost te Brüggen, kinderloos, was gehuwd met Elisabeth van Huckinck; Dina, ongehuwd, en Adelheid, gehuwd met Peter van Broeckhuysen tot Grubbenvorst.
Zie: Martin Jansen, Het stadhuis te Venlo in Maasgouw (1880), 253 v.; P. Müller, Het stadhuis te Venlo in De Nedermaas (April 1931), 101 v.; Inventaris van het Oud Archief der Stad, Municipaliteit en Gemeente Venlo nos. 584, 585 en 588; Johann Finken, Geschichte der ehemaligen Herrlichkeit Lobberich (Lobberich 1902), 81-82.
Verzijl