ondoenlijk, deze met van Amsterdam komende of daarheen bestemde goederen te vullen. De overblijvende ruimte moest worden aangevuld en daarvoor was een goede verbinding met het achterland, in het bijzonder de duitsche Rijnlanden, dringend noodig. Daar het Merwedekanaal binnen eenige jaren gereed zou zijn, richtte Altes met K. Bunge en H. Voûte in 1885 de Amsterdamsche Rijnbeurtvaart op. Hij nam in 1898 ontslag als directeur dezer maatschappij en werd toen haar commissaris.
Van 1887 tot zijn overlijden had hij zitting in de Rijnvaartcommissie te Amsterdam.
Op 5 Juni 1888 werd hij tot lid van den raad van Amsterdam gekozen. Hij bleef dit tot zijn overlijden. Hij maakte als zoodanig van 1890 af deel uit van de commissie van bijstand in het beheer der gemeente-handelsinrichtingen en van haar subcommissiën: van 1892 tot zijn overlijden voor de Handelskade en de handelsinrichtingen langs het oostelijk IJ; van 1894 tot 1901 voor de Hout- en Petroleumhavens; en van 1899 tot 1901 en in 1904 voor het stedelijk Handelsentrepôt; eindelijk van 1897 tot zijn overlijden van de commissie van advies bij den bouw en daarna bij de exploitatie der nieuwe Koopmansbeurs.
Hij was voorstander van de uitbreiding van Amsterdam naar de westzijde en heeft zeer betreurd dat het plan van Dr. Ir. C. Lely voor een open haven, gaande tot bij Halfweg, op heftige wijze door Dr. H.F.R. Hubrecht is tegengewerkt.
De drinkwatervoorziening van Amsterdam had zijn belangstelling. Hij heeft zich tegen een Rijnwaterleiding verzet. Hij wist niet, dat de hoeveelheid in het duin niet onuitputtelijk is, wil men niet het gevaar van verzouting loopen.
In 1903 maakte hij een reis naar Nederlandsch Indië, vooral om twee zijner zonen te bezoeken. Hij had zich ook voorgenomen, den zoon van een jeugdvriend, die in de binnenlanden van Celebes woonde, te bezoeken en hoewel men hem dezen tocht ontraadde, heeft hij hem volbracht.
Hij had, hoewel klein van gestalte, een krachtig lichaam. Voor de belangen zijner arbeiders had hij een open oog. Toen zij eens in staking gegaan waren, kwam hij naar hen toe, zeide: ‘Staat hier niet te luieren maar gaat aan uw werk’. Zij tikten aan hun pet en deden zooals hij gezegd had.
Toen hij bij een gemeenteraadsverkiezing tot de aftredende leden behoorde en verscheidene partijen gezamenlijk tegen de liberale partij, van welke hij deel uitmaakte, kandidaten gesteld hadden, kwam in de vrijzinnig-democratische Groene Amsterdammer het rijmpje voor: ls hij op de korenbeurs een man van groot gewicht. Toch weegt hij voor het Prinsenhof te licht. Hoewel hij geen groot redenaar was, wisten de kiezers, dat zij hun belangen gerust aan hem konden toevertrouwen, en zij herkozen hem.
Korthals Altes huwde 27 Juni 1855 Maria ter Haar, overl. 4 Oct. 1895, bij wie hij 6 zonen en 2 dochters had, en hertrouwde in 1901 haar tweelingzuster Metta ter Haar, die hem overleefde.
Ramaer