[Thomasz, Jacob]
THOMASZ (Jacob), lid van de Waterlandsche Gemeente der Doopsgezinden te Amsterdam. Volgens het Memoriaal van Reinier Wybrandtsz werd in de vergadering der dienaren van voornoemde gemeente dd. 20 Dec. 1612 behandeld een brief van Jacob Thomasz ‘tot becladdinge van Hans de Rijs’, in die van 7 en 28 Juni 1613 de lasterreden van Jacob Thomasz ‘die hij soe montelijck tegen Jeme (de Ringh) als schriftelijck in de druck voor alle man seer onmatelijck vuytgesproken hadde’. Hij is dus blijkbaar de auteur van Een vriendelijcke aenspraek aan alle Doopsghesinde over het stuck ofte Puynckt der Echt-mijdinghe ende ghemeyne Mijdinge.... door I.T. (Amst. 1613). Nog in hetzelfde jaar 1613 scheidde Jacob Thomasz zich met een aantal medestanders (voornamelijk behoorende tot de friesche en hoogduitsche Doopsgezinden) af van de Waterlandsche Gemeente en vormde een eigen gemeente, die bekend is geworden onder den naam van ‘De Afgedeelden’. Deze gemeente, wier voorganger Leenaart Clock (dl. VI, kol. 307) was, stond strengere begrippen voor dan de Waterlanders. Men moet dezen Jacob Thomasz niet verwarren met Jacob Thomasz ‘in de Bock’ (zoon van Thomas Jacobsz ‘in de Bock’), die terzelfder tijd voorkomt te Amsterdam als lid van de Waterlandsche Gemeente en in de kerk van deze gemeente op 2 Febr. 1614 huwde met Trijn Cornelisdr.
Zie: W.J. van Douwen, Socinianen en Doopsgezinden, 48; Doopsgezinde Bijdragen 1876, 62; Moes-Burger, De amsterdamsche boekdrukkers en uitgevers IV, 320; Memoriaal van Reinier Wybrandtsz (tevens lidmatenregister der Waterlandsche Gemeente te Amsterdam) in het Doopsgezind Archief te Amsterdam.
Wijnman