editie-Brill). Zijn sterfjaar is onbekend. Het valt misschien kort na 1305, omdat zijn werk in dat jaar vrij abrupt, zij het volstrekt niet zonder slot afbreekt.
S.'s werk, een ‘Rijmkroniek’, de eerste op hollandschen bodem en in het Hollandsch gedicht, loopt van 689-1305 en valt in twee deelen. Het eerste (tot 1205) werd geschreven tusschen kort vóór 1289 en 1291 en opgedragen aan graaf Floris V, op wiens instigatie het ondernomen werd. Het tweede deel, opgedragen aan graaf Willem III is volgens de algemeene meening kort na 1305 te boek gesteld. S.'s werk, naar den vorm een berijmd geschiedverhaal, en (tot 1205) getrokken uit het Chronicon Egmundanum is, althans het eerste deel, in wezen meer een politiek tractaat, waarin de afkomst en geschiedenis van het holl. gravenhuis behandeld en het goed recht van dit huis op W.-Friesland betoogd wordt. Van grooter belang is het tweede gedeelte, omdat S. hier als tijdgenoot en, voor een deel, als ooggetuige schreef. Ofschoon als dichter van veel minder beteekenis dan zijn wat ouderen tijdgenoot Maerlant, ontleent zijn werk aan de bovengenoemde omstandigheid toch een blijvende beteekenis, omdat hij vrijwel onze eenige verhalende bron voor dien tijd is.
De Rijmkroniek werd het eerst uitgegeven door Jan van der Does (dl. VI, kol. 425) in 1591, nog zonder S.'s naam, die het eerst vermeld wordt in de editie van C. van Alkemade (dl. VI, kol. 30) in 1699; het laatst door W.G. Brill in Werken Hist. Gen. N.R. No. 40, 42 (1885) en met het uitvoerigste commentaar reeds door B. Huydecoper (dl. V, kol. 251) in 1772.
Behalve de literatuur in de inleidingen bij en aanteekeningen op genoemde uitgaven, zie men de Wind, Bibl. der Nederl. Geschiedschrijvers 40-45; Bolhuis van Zeeburgh, Kritiek der Friesche Geschiedschrijving 21-25; Paul, Grundriss II, 12 144; te Winkel, Het karakter en de staatk. denkbeelden van M.St. in Hist. Avonden I (1896) 36-85; dez., Ontwikkelingsgang der Nederl. Letterk. (19222) I.; S. Hofker, De taal van M. St. (1908) 9 vv.; H.P. Coster, De kroniek van Beka (1914) 37-39.
Romein