Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8
(1930)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1275]
| |
Rotius, die volgt, en diens echtgenoote Maartje Ambrosiusdr. Hij werd lidmaat der Gereformeerde kerk in zijn geboorteplaats op 26 Maart 1669, nadat hij den 4den Febr. 1668 aldaar ondertrouwd was met Hendrina Swol, uit Amsterdam afkomstig. Houbraken deelt ons mede, dat Rotius was ‘van een zwaarmoedigen geest, waaruit sommigen, die aan de predestinatie geen geloof slaan, besluiten dat hij zijn levensdraad verkort heeft’; het verhaal van dezen zelfmoord, dat door alle latere schrijvers is overgenomen, is zeer waarschijnlijk op waarheid gegrond, omdat Rotius niet in het familiegraf te Hoorn werd begraven (zijn begraafacte is trouwens aldaar in het geheel niet te vinden), terwijl anderzijds in 1682 zijn weduwe met attestatie van Hoorn te Steenwijk aankwam. Wellicht vestigde zich deze weduwe in laatstgenoemde plaats, omdat haar moeder uit een steenwijksch regeeringsgeslacht stamde. Jacob Rotius had vier kinderen: 1e Johannes, geb. te Hoorn 1670, als weduwnaar zonder kinderen te Steenwijk overleden 1722; 2e Bernardina, geb. te Hoorn 1672, in 1692 te Steenwijk getrouwd met Willem Hendriksz. Tuisveld; 3e Maria, in 1693 te Steenwijk getrouwd met Minno Saackes; 4e Johanna, geb. te Hoorn 1675, te Steenwijk in 1694 getrouwd met Albert van Ruynen, overl. aldaar 1717, uit een steenwijksch regeeringsgeslacht (vgl. P.C. Bloys van Treslong Prins, Genealogische en heraldische gedenkwaardigheden in en uit de kerken van Overijssel 1925, 220). Te Steenwijk schreef men den naam Roosjes. Houbraken verklaart, dat Jacob Rotius was ‘een leerling van den ouden van Heem, wiens wijze van schilderen hij wonderwel wist na te bootsen, zoodat hij in zijnen tijd geld en achting gewon’. Aannemelijk is echter ook, dat Jacob een leerling was van zijn vader, die overleed, toen de zoon 22 jaar oud was. Volgens Abbing, die zoowel de stukken van den vader als van den zoon onder oogen heeft gehad, bestonden in zijn tijd (omstreeks 1840) ‘van Jacob Rotius een menigte bloemstukken, waaronder zeer uitvoerige en goedgepenseelde; in onderscheidene grootte zijn er vijf of zes paar in de verzameling van den Heer Stokbroo (verkocht te Hoorn 1855 en 1867), daar de meeste een pendant hebben, enkele groote zijn ook zonder pendant’. Jacob schilderde blijkbaar uitsluitend bloem-en vruchtenstukken, terwijl aan zijn vader de met ‘Rotius’ gesigneerde stillevens van een ontbijt zijn toe te schrijven. In de literatuur bestaat hieromtrent verwarring, vgl. het volgend art. Op de tentoonstelling-Kleykamp te 's Gravenhage (1929) kwam voor een warm getint bloemstuk gesign.: ‘J. Rotius fe 1674’ (uit engelsch particulier bezit), zoowel in kleur als compositie veel gelijkenis vertoonend met schilderstukken van Abraham Mignon en de Heem (afgeb. bij Ralph Warner en Wijnman). Verder bevindt zich in de coll.-Mr. N. Beets te Amsterdam een bundel hangende vruchten aan een lint, get. J. Rootius 1677. Ten slotte komen stillevens van de hand van Jacob Rotius voor in de coll.-Ittenbach op de Burg te Gymnich (1672) en in de coll.-Stoner en Evand te Londen. Op de verk. Ernst Museum te Boedapest, 7 Mei 1923, werd eveneens een stilleven van Rotius geveild (alb. in het bezit van Sir Robert Witt te Londen). In Oud- Holland, 1906, 64 wordt vermeld, dat in den boedel van Mr. Dirck van Foreest (overl. 1718) zich o.a. bevonden twee bloem- en fruit- | |
[pagina 1276]
| |
stukjes van J. Rotius (in het register staat Jan Rotius). Bij Hoet komt nog voor ‘een festoen bloemen en vrugten tot wederga van dat van d'Heem door J. Rotius’, verder ‘een festoen met fruyten seer fraei door Jacob Rotius’, ‘een bloemfles zijnde een weerga door dezelve’, ‘een tafeltje met bloemen en vrugten door dezelve’ (alle in de nalatenschap van Nicolaes van Suchtelen, Burgemeester van Hoorn, 1715), ‘een bos druiven met insectens versiert door J. Rotius’ (1768) enz. Interessant is een acte dd. 24 Mei 1675 verleden voor den notaris Corn. Mazier te Hoorn, waarbij Rotius met Melis Gerritsz. Hoochtwoud overeenkwam ‘seecker groot schilderij’ te ruilen voor een os. Zie: de bronnen in het volgend art. genoemd, benevens: G. Hoet, Catalogus of naamlijst van schilderijen I (1752), 178, 180, 380, III (uitgeg. door P. Terwesten, 1770), 685; Catalogus der Tentoonsl. van schilderijen door Oud- Holl. en Vl. meesters in de Kon. Kunstz. Kleykamp ('s Grav. 1929), no. 41; H.F. Wijnman, De stillevenschilder Jacob Rotius in Oud- Holland, 1930; Ralph Warner, Dutch and Flemish Fruit and Flower Painters of the 17th and 18th centuries, II (nog te verschijnen). Wijnman |
|