[Ramaer, Anthon Gerhard Wilhelm]
RAMAER (Anthon Gerhard Wilhelm), geb. te Jever in Oost-Friesland 12 Aug. 1812, overl. te Nijmegen 16 Febr. 1867, was de oudste zoon van J.N. Ramaer, die volgt, en C.L.M. Speets.
Hij werd kadet der infanterie en werd in 1829 tot tweeden luitenant der infanterie benoemd, maakte den tiendaagschen veldtocht mede en verkreeg de Militaire Willemsorde. Daarna werd hij instructeur aan de kazerne Oranje-Nassau te Amsterdam. Hij werd 28 Oct. 1843 eervol ontslagen als 2e luitenant en benoemd tot ontvanger der directe belastingen en accijnzen te Vollenhove. Hij werd in 1850 naar Oldenzaal overgeplaatst en werd majoor der schutterij. Hij werd 1 Juni 1857 naar Babberich onder Zevenaar, een belangrijken grenspost, overgeplaatst, waar hij steeds te paard de kommiezen naging. De vermoeiende dienst eischte te veel van zijn lichaam en hij werd ter verpleging in een ziekenhuis opgenomen, waar hij, nadat hij in 1865 eervol ontslagen was, op niet hoogen leeftijd overleed.
Hij was een goed geschiedkundige en een uitstekend kunstkenner. Keizer Napoleon III heeft hem naar aanleiding van zijn werken over de krijgsbewegingen der Romeinen in deze streken een exemplaar van zijn Jules César vereerd.
Hij huwde jkvr. Johanna Henriette Boreel de Mauregnault, geb. 29 Sept. 1811, overl. 11 Mei 1854 en hertrouwde 9 Mrt. 1855 met Antoinette Schottelink, geb. 2 Dec. 1816, overl. 10 Juli 1890. Bij de eerste had hij 3 zonen en 4 dochters, bij de tweede 3 dochters.
Hij schreef: Handleiding tot het eucaustisch schilderen in Onze Tijd van Nov. 1857 (deel 20 blz. 219); Geslachttafel van het doorluchtige huis van Nassau van den vroegsten tifd tot op heden (Amst. 1853); Genealogische tabel van de huizen Julia en Claudia van af Julius Caesar tot Nero (Amst. 1854); Claudius Civilis en zifne worsteling met de Romeinen in de jaren 69 en 70 in Berichten Utrechtsch historische Genootschap, 7e deel (1859), 1e stuk blz. 1; Penseel en beitel, voornamelijk der Grieken en Romeinen, benevens een beredeneerd overzigt van de beroemdste schilders en beeldhouwers der oudheid, uit oude bronnen geput en bijeenverzameld (Utr. 1860); Bedankje van een dageraadsman voor de prise uit de doos van Schopenhauer aangeboden door Dr. A. v.d. Linde (Amst 1862); Waterloo en wat voorafging (Amst. 1862); Germanicus aan den Rhijn, de Eems en de Weser in de jaren 14, 15 en 16 in Nieuwe Militaire Spectator 1864, blz. 90, 145, 201 en 271; Duizendgulden of het scheppingssysteem van H. Weiss wederlegd (1865). Nog schreef hij een boekje over de bijenteelt en een over het vervaardigen van zonnewijzers. Eenigen tijd schreef hij de feuilletons in het Zondagsblad. Verscheidene artikelen van hem verschenen in het maandblad De Dageraad.
Zijn portret verscheen in lithografie door een onbekend kunstenaar.
Ramaer