denaar Boeleleng, die eenige landerijen in de bovenlanden bemachtigd had. In de res. van 1 Aug. 1681 komt hij voor als luitenant en posthouder te Cheribon. Met recht kan hij dus als de eerste resident van Cheribon aangemerkt worden. Reeds 12 Mei 1682 moest hij wegens misdragingen teruggeroepen worden, met last aan den advocaat-fiscaal rapport over het gebeurde uit te brengen. Hij werd echter bij res. 3 Maart 1684 weer ‘employabel’ verklaard, daar ‘deze ambtenaar geen actie tegen hem had kunnen vinden’. Toen Soerapati, het balineesche bendehoofd, naar Kartasoera was uitgeweken en François Tack bevel ontving daar diens uitlevering te eischen, werd van der Meer bij T.'s troepenmacht ingedeeld. Op reis daarheen schijnt hij zich weer in de cheribonsche bovengemaakt. Ter plaatse
aangekomen, zond T. hem naar den soesoehoenan met de waarschuwing terstond Soerapati en zijn aanhang uit te leveren, ‘daar hij het anders op de mantri's en op des soesoehoenans hof zou verhalen’. Door een valsch bericht misleid, zetten de onzen den gezochte in verkeerde richting na en vielen daarbij in een hinderlaag, waarin v.d. M. en zijn chef jammerlijk zijn omgekomen.
Hij was 24 Nov. 1672 gehuwd met de zestienjarige Catharina Daems van Batavia, bij wie hij 3 zoons verwekte: Michiel, Benjaminen Ruben. Zijn weduwe hertrouwde Oct. 1689 met Dirk Cops, burgerkoopman en broer van Johannes Cops, den lateren raad van Indië.
Zie: de Haan, Priangan I (Batav. 1910); Daghregister 23 Apr. 1680, 25 Maart en 5 Apr. 1686; van Deventer, Gesch. der Nederl. op Java 1, 286; de Jonge, Opkomst v.h. ned. gezag VII, 22, 28, 274, VIII, 17, 201.
Bartelds