[Lycklama à Nijeholt, jhr. Wilco Holdinga]
LYCKLAMA à NIJEHOLT (jhr. Wilco Holdinga), geb. te Leeuwarden 12 Febr. 1801, overl. te Oldeboorn 5 Sept. 1872, was de derde zoon van jhr. T.M. Lycklama à Nijeholt (zie boven) en E.H. thoe Schwartzenberg en Hohenlandsberg. Hij werd luitenant bij de lichte dragonders en verzocht ontslag uit den militairen dienst, dat hem in Jan. 1830 verleend werd. De bedoeling was, dat hij zijn overleden broeder Aug. Georg (zie boven) zou opvolgen als grietman van Utingeradeel. Hij werd 21 Mrt. 1830 als zoodanig benoemd; de plaats was 1½ jaar opengehouden. Hij trok in 1831 uit als kapitein der schutterij en maakte den tiendaagschen veldtocht mee. Reeds 1 Juni 1824 was hij, nog als militair, door de ridderschap van de grietenij Oost-Stellingwerf tot lid der Staten van Friesland gekozen, maar wegens de geleidelijke vermindering van het aantal leden van 84 op 54 ingevolge het reglement van 2 Aug. 1825 viel hij bij de verkiezing op 1 Juni 1827 af. Echter werd hij 1 Juni 1830, nu door de geheele ridderschap van Friesland, opnieuw gekozen. Hij bleef dit totdat zijn medeleden hem 3 Nov. 1845 tot lid der Tweede Kamer kozen. Hij behoorde hier tot de conservatieve partij, maar vereenigde zich toch met de grondwetsherziening, op twee hoofdstukken na, die hij om redenen van detail afstemde.
Bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer in Nov.-Dec. 1848 ingevolge de nieuwe grondwet kwam hij niet in aanmerking, maar de ridderschap der provincie gaf hem een bewijs van vertrouwen door hem 1 Juni 1849 tot lid der friesche Staten te kiezen. Deze verkiezing had onder het oude régime plaats, het lidmaatschap verviel bij de invoering der provinciale wet in Sept. 1850.
Aan den politieken hemel was hij vergeten en zelfs tijdens de Aprilbeweging kwam hij niet in aanmerking, totdat hij 8 Juni 1858 als conservatief candidaat tot lid der Tweede Kamer gekozen werd in het district Sneek. Bij zijn periodieke aftreding in 1862, toen Friesland weder liberaal geworden was, werd hij bij herstemming alleen herkozen, doordat hij den roomsch-katholieken liberaal Jongstra tegenover zich had. In 1866 verzocht hij voor een herbenoeming niet in aanmerking te komen; hij werd 12 Juni van dat jaar vervangen.
Het volgende jaar verzocht hij ontslag als burgemeester. Dit werd hem 12 Juni 1867 eervol verleend.
Hij was vele jaren lid van het bestuur der contributie-Hemelumer Oldefamdszeedijken.
Hij huwde 9 Juni 1832 Jeanne Henriette van Vloten, geb. 10 Dec. 1810, overl. 27 Oct. 1881. Hun huwelijk was kinderloos.
Ramaer