synoden van de volgende jaren werd hem bij voorkeur wetenschappelijke arbeid toevertrouwd. Van zijn geschriften zijn het belangrijkst de studiën over de Waldensen: Waldensia, id est conservatio verae ecclesiae, demonstrata ex confessionibus cum Taboritarum ante CC fere annos, tum Bohemorum circa tempora Reformationis scriptis I (Rot. 1616), II (Dordr. 1617); herdrukt (Rott. 1622). Vriemoet, Athenarum frisiacarum libri duo (Leov. 1758, 20-28) meent dat hij ook schreel: Facula accensa historiae Waldensium. Zijn plan om een uitvoerige geschiedenis van de Waldensen te schrijven is niet uitgevoerd. Ten onrechte meent men, dat hij J.P. Perrin's Histoire des Vaudois et Albigeois (Genève 1618) heeft vertaald (S.D. van Veen). Lydius heeft alleen aan die vertaling (Dordr. 1624) toegevoegd Dry historische Tractaetgens (welke dus ook niet in 1634 zijn uitgegeven, zooals sommigen melden). Overigens schreef hij: Novus orbis sive de navigationibus primis in Americam; Super loco Mosis de cruentato sponsarum linteo et aliis virginitatis signis en De Lyncuro lapide (de laatste twee werken zijn verhandelingen, no. 5 en 16 in Epistolicae quaestiones cum doctorum responsis van Joh. Beverwijck (dl. I, kol. 327-332) (Dordr. 1644). Wat in het Grool rechtgevoelende christenmartelarenboek van Abraham Mellinus (dl. VII, kol. 858) over de Waldensen en Albigensen voorkomt is aan hem te danken. De opdracht van de zuidhollandsche synode van 1622 om laatstgenoemd werk, waarvan slechts één deel verscheen, voort te zetten is door Lydius wel
aanvaard maar niet volvoerd. Hij was gehuwd, eerst met Anna de Witt, daarna met Anna van der Myle. Hij had vier zonen: Isaac die volgt, Martinus, Jacobus (zie hieronder) en Samuel, allen predikant geworden.
Zijn portret is gegraveerd door G. Shalcken.
Zie: Herzog's Realencykclopädie für protest. Theologie und Kirche (Leipz. 1903), 26 v.; Reitsma en van Veen, Acta III, register; W.P.C. Knuttel, Acta der part. syn. v. Z.-Holl. I ('s Gravenh. 1908), register; dez., Nedert. bibliographie van Kerkgesch. (Amst. 1889), 207, 251 v.; J. Reitsma, Gesch. v.d. Hervorming en de Herv. Kerk (Utr. 1916), 524, 631; L. Knappert, Gesch. der Ned. Herv. Kerk I (Amst. 1911), 118 v., 134 v.; Bibliotheca theol. et philos. (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans 1900), 385; Kerkelijk Handboek (1907) Bijl. 112.
Knipscheer