maar ‘in't selve huys’, d.i. naast het ‘Paternoster’.
Den 26 Jan. 1611 kwam Lesire in het St. Lucas gild en betaalde voor entrée 10 st. In 1618 kocht hij het huis van de grootouders zijner vrouw, waaruit hij getrouwd was, met een hypotheek van ƒ 1200, die in 1632 afgelost was. Daar woonde hij tot zijn overlijden. Uit zijn huwelijk werden zeven kinderen geboren, waarvan Paulus, die volgt, schilder, en Nicolaas glaasmaker werd. Augustijn werd bij zijn overlijden schilder genoemd, en in 1639 was hij deken van zijn gilde. De aanduiding schilder wijst er op, dat hij niet slechts kladschilder of verver was. Schilderijen van zijn hand zijn niet bekend. In 1614 schilderde hij met Paulus Weyts het nieuwe orgel in de Grootekerk te Dordrecht en in 1637 had hij, volgens het boek der knechts en leerjongens van St. Lucasgilde, één knecht en één leerjongen.
Zie: Gildenarchief Dordr. 890; Obreen I, 195; Oud- Holland 1887, 45; van Dalen, Grootekerk 132.
van Dalen