[Ketel, Roelof]
KETEL (Roelof), geb. te Groningen, aldaar terechtgesteld 1585. Deze moedige burger waagde het heimelijk te onderhandelen met graaf Willem Lodewijk van Nassau, stadhouder van Friesland, om zijn vaderstad van de Spanjaarden te bevrijden, wien ze door het verraad van Rennenberg 1580 in handen gevallen was. Hij had op zich genomen met eenige gelijkgezinden op den bepaalden tijd de wacht bij een der poorten te overrompelen en deze voor den graaf te openen. Een zekere hopman Henrik van Delden, die zich toevallig buiten de vesting bevond, werd diens troepen gewaar, waarop het hem gelukte, ofschoon hij eerst gevangen was genomen, te ontkomen naar de vesting en den bevelhebber van het garnizoen te waarschuwen. Ketel zond nu tijding naar den stadhouder om hem van het gebeurde in kennis te stellen. In de meening dat er geen verdenking op hem zou vallen, hield hij tegenover den burgemeester Joachim Ubbena, die er hem over aansprak, zijn onschuld staande. Dit belette echter niet, dat hij, gegrepen en gepijnigd, schuld beleed. Hij werd onthalsd en gevierendeeld.
Zie: Wagenaar, Vad. Hist. VIII, 76-77; van Reyd, IV, 67.
Bartelds