hebben geleden. Zij drongen de gebouwen der chartreuse binnen en na achtereenvolgens 3 leekebroeders en pater Erasmus van Maastricht te hebben afgemaakt, begonnen zij de kloostercellen af te zoeken. In een der cellen vonden zij den hoog bejaarden Dom Mathias, die, volgens het verhaal van Havens, ‘soo slecht ende simpel was, dat hij bijnae niet en wiste, wanneer de Sondach in de weke quaem’. Hij werd door de indringers op den drempel van zijn cel doodgeslagen.
De Historica Relatio van Arnoldus Havensius (dl VI, kol. 729) is de hoofdbron voor deze gebeurtenissen. Dit werkje werd in 1608 zoowel te Keulen als in Gent gedrukt. In 1743 werd een herdruk uitgegeven, die echter ook het jaartal 1608 draagt. In 1649 liet de kartuizer M. Uwens een eenigszins vermeerderde uitgave in het Nederlandsch verschijnen.
Het lijk van Mathias van Keulen werd met die van zijn medeslachtoffers aanvankelijk bewaard in de kerk der chartreuse, in wier gebouwen thans het groot seminarie van het bisdom Roermond is gevestigd. Gedurende meer dan een eeuw hebben deze relieken zich daarna te Swalmen bevonden, totdat zij in 1902 weder op haar oude plaats zijn gebracht. Sinds 1911 is het gebeente der vermoorde kartuizers achter glas geplaatst in den rechterzijwand hunner voormalige kloosterkerk.
Zie: Cartae Capituli Generalis Ordinis Cartusiensis (Ms. Certosa del Galuzzo, Florence); A. Havensius, Historica relatio duodecim martyrum cartusianorum qui Ruremundae in Ducatu Geldriae agonem suum feliciter compleverunt (Colon. 1608; Gand. 1608); G. Hesse O.F.M., De Martelaren van Roermond, een bronnenstudie in Limb. Jaarb. 1911, XVII; Jos Habets, Gesch. bisd. Roermond I, 66 vlg.: Kronenberg, Neerlands Heiligen in later eeuwen I, 149 vlg.; De Nieuwe Koerier van 15, 22, 25, 29 Juli en 5 Aug. 1922, artikelen bij de 350-jarige herdenking van hun marteldood, door J.D.D. Keulers, P.J.M. van Gils, P. Albers S.J., A.F. van Beurden, W. G(oossens), e.a.
Scholtens