[Kempenaer, jhr. Tjaard Anne Marius Albert van Andringa de]
KEMPENAER (jhr. Tjaard Anne Marius Albert van Andringa de), geb. te Leeuwarden 17 Juli 1806, overl. aldaar 23 Mrt. 1870, was de derde zoon van jhr. A.A. van Andringa de Kempenaer (kol. 958) en jkvr. A.M.C. Alberda van Ekenstein. Hij ging in de gemeentelijke administratie. Hij werd in 1830 eerste luitenant der mobiele friesche schutterij, was eenigen tijd als zoodanig in Noord-Brabant werkzaam en nam aan den tiendaagschen veldtocht deel. Hij werd 5 Juli 1834 benoemd tot grietman van het Bilt en ging wonen op het buitengoed Oostenburg onder St. Anna Parochie.
Op 1 Juni 1837 werd hij in het kiesdistrict. Dronrijp tot lid der Provinciale Staten van Friesland gekozen. Toen ingevolge de nieuwe kieswet een meer uitgebreid kiezerskorps de leden van dit college verkoos, behoorde de Kempenaer op 3 en 17 Sept. 1850 niet tot de gekozenen, maar op 1 Oct. d.a.v. kozen de Staten hem tot lid der Eerste Kamer.
Bij koninklijk besluit van 16 Dec. 1855 werd hij op zijn verzoek eervol ontslagen als burgemeester en hij vestigde zich toen te Leeuwarden. Met het oog op zijn richting werd hij bij zijn periodieke aftreding op 11 Juli 1865 niet herkozen.
Hij huwde 30 Oct. 1834 Amelia Gerardina de Schepper, geb. 21 Juli 1813, overl. 1 Aug. 1906, bij wie hij 3 zonen en 6 dochters had; zijn zoon I.J.W.H. gaat hiervoor kol. 959.
Ramaer