Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8
(1930)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 938]
| |
overl. aldaar of in het Tangerangsche 24 Mei 1763. Deze voorlooper der latere suikerlords was in 1718 schrijver bij den raad ordin. Jacob Faes, werd in 1724 assistent in dienst der O.I.C. en trad tevens op als procuratiehouder voor zijn vader, die sedert 23 aan de Kaap woonde. In 1726 komt hij voor als eerste gezworen klerk te Hoegli in Bengalen, waar hij Patras heeft leeren kennen, die daar toen directeur was. In 1735 werd hij weesmeester, in 1737 gecommitteerde tot en over de zaken van den inlander in den rang van koopman en tevens heemraad, beide zeer lucratieve ambten. Bij res. van 2 Dec. 1738 tot administrateur te Bantam benoemd, verzocht hij ontslag uit den compagniesdienst en verlof te Batavia te mogen blijven, hetgeen hem goedgunstig werd verleend. In 1740 nam hij de huur over van het land Babakan in de buurt van Tangerang, waar hij naast den reeds bestaanden nog een tweeden suikermolen oprichtte. Later is dit perceel hem in eigendom afgestaan met nog ander naburig land der Compagnie. In 1756 was hij de bezitter van zeven suikermolens. Door den grooten Chineezenmoord in 1740 waren vele particuliere landerijen van eigenaar veranderd, waarbij op de oude grenzen niet stipt gelet werd. Een feit, dat velen later te stade gekomen is. Dezelfde Abr. Patras, later G.-G. geworden (1732-35), heeft hem bij testamentaire beschikking bedacht met zes slaven en twee ringen. Jubbels en Anthony Patras, neef en erfgenaam van den landvoogd, toen burgemeester van Slooten in Friesland, benoemden elkaar wederkeerig tot gemachtigden (1755). Zijn erfgenaam was zijn natuurlijke zoon, die echter reeds in 1768 stierf. Volgens de bepalingen zijner uiterste wilsbeschikking kwam toen van zijn vermogen de helft aan P. Greving, de andere helft of 175 duizend gld. aan de diaconie, die omstreeks 1780 aan elk der predikanten van Batavia uit dit fonds 528 gld. per jaar kon uitkeeren. Zie: de Haan, Priangan I; van Troostenburg de Bruijn, De hervormde kerk in N.O.I. (Arnh. 1884). Bartelds |
|