[Janssen, Jacobus]
JANSSEN (Jacobus), geb. te Maastricht 22 Maart 1743, overl. te Chaam 15 Nov. 1813, was de zoon van een architect-aannemer. Hij ging jong in militairen dienst, maar toen hij kadetbombardier te Vlissingen was, kwam het denkbeeld bij hem op om predikant te worden. Hij werd 16 Sept. 1768 als student te Groningen ingeschreven en werd in 1773 proponent en in hetzelfde jaar predikant te St. Anna ter Muiden. In 1776 werd hij beroepen naar het fort Liefkenshoek, dat tot 1785 nederlandsch geweest is, en in 1782 naar Oudenbosch.
Hij was een zeer ijverig Patriot en deze richting was in Noord-Brabant zeer populair wegens de verdrukking, die de roomsch-katholieke bevolking lang te lijden gehad had. Ook in den omtrek werd hij als een goed spreker bekend en hiervan was het gevolg, dat hij bij een aanvullingsverkiezing voor de Nationale vergadering op 20 Apr. 1796 in het kiesdistrict Middelharnis tot eersten plaatsvervanger van het gekozen lid gekozen werd. Daar de gekozene de benoeming niet aannam, trad Janssen als lid op. Hij vestigde zich in den Haag.
Hij behoorde tot de volgelingen van Vreede en was evenals van de Kasteele radicaal op politiek en rechtgeloovig op kerkelijk gebied.
Hij stemde 29 Nov. 1796 tegen het in overweging nemen der door de commissie van 21 ontworpen constitutie, 2 Dec. d.a.v. voor de een- en ondeelbaarheid der republiek, 20 Jan. 1797 voor de amalgameering der provinciale schulden.
Hij diende het ontwerp eener verdeeling van de Bataafsche republiek in 11 departementen aan de vergadering in. Hierin was te veel getracht, allen departementen een gelijk getal inwoners te geven en daardoor had het dezelfde fouten als de verdeeling van van Swinden (dl. IV, kol. 1289), die van 1799 tot 1802 gegolden heeft en waarbij Amsterdam alleen met een zeer kleinen kring een departement uitmaakte en het westelijk deel van Brabant gevoegd werd bij Zeeland. Na langdurige discussies werd het plan 6 Mei 1797 verworpen.
Op 2 Aug. 1797 werd Janssen in het district den Haag 3 tot lid en in Middelharnis tot eersten plaatsvervanger gekozen, terwijl de voor het laatstgenoemde district gekozene voor een ander district optrad. Loting wees uit, dat Janssen als lid van den Haag 3 zitting zou nemen.
Hij behoorde tot de 43 leden, die in Dec. 1797 protesteerden tegen de, nog niet door de tweede commissie van 21 ingeleverde, ontwerp-constitutie, en tot de 54 leden, die op 19 Jan. d.a.v. ‘points constitutionnels’ aan den franschen gezant Delacroix inleverden en werd dan ook 22 Jan. in de Constitueerende vergadering opgenomen. Op 4 Mei 1798 werd hij in de Eerste (= onze Tweede) Kamer ingedeeld. Hij beschouwde zich niet meer, zooals verscheidenen zijner ambtgenooten, als bedienaar van den godsdienst; dezen waren ingevolge de nieuwe constitutie onbevoegd zitting in een der vertegenwoordigende lichamen te hebben. Zeker was dit een bewijs, dat het politieke leven hem goed beviel. Maar de teleurstelling kwam spoedig, want als aanhanger van Vreede werd hij na den staatsgreep van 12 Juni 1798 niet waardig gekeurd, lid van het intermediair vertegenwoordigend lichaam te zijn, en daarmede eindigde zijn politieke loopbaan.
Hij verhuisde in 1802 naar Ginneken en werd in Juni 1803 weder predikant en wel te Baarle-Nassau. In 1810 nam hij zijn emeritaat en verhuisde hij naar Chaam.
Hij huwde 27 Dec. 1773 Johanna Geene,