begin der 16e eeuw te Straatsburg, Venetie, Lyon, Heidelberg, Deventer enz. De uitgaven worden door bijna alle bibliografische schrijvers opgesomd zooals: door Bellarminus, Fabricius, Harzheim, Tanner, enz. en zijn beschreven in de verschillende werken over de wiegedrukken, o.a. Hain, Repertorium bibliographicum III, no. 10780 -82; Copinger, Supplem. to Hain I, 10781; III 3885; Graesse, Trésor (1863) IV, 418; Campbell, Ann. Typogr. Neerl. no. 1421 enz.
Het werk, Quaestiones subtilissimae Johannis Marcilii Inghen. super VIII libros physicorum secundum nominalium viam (Lyon 1518) werd 1617 uitgegeven onder den naam van Duns Scotus, den grooten Franciskaan, en kwam zoo in diens Opera omnia 1639. Sinds 1909 is, na veel heen en weer schrijven van verschillende geleerden, het auteurschap van Marsilius erkend.
Over het tijdperk van het professoraat van Marsilius te Parijs geven de volgende werken nauwkeurig inlichtingen: Denifle et Chatelain, Chartularium universitatis Parisiensis III en het Auctarium I; Toepke, Die Matrikel der Universität Heidelberg (Heidelb. 1884) I. Onvolledig zijn Féret, La faculté de théologie de Paris au moyen âge III, 284-286; du Boulay, Hist. univers. Paris IV, 466.
De brochure Ad. Jellineck, Marsilius ab Inghen (Leipzig 1859) bevat over Marsilius slechts elf regels. J. Bale, Illustrium majoris Brittanniae scriptorum summarium, in de war gebracht door het ambt van procurator nationis angliae van Marsilius, rangschikt hem onder de Engelschen; verleid misschien ook door Trithemius, die dit eveneens deed, doch er bijvoegt, dat sommigen hem een Duitscher noemen.
Zie: Nouvelle biogr. gén. XXXIII, 980; Wetzer und Welte's Kirchenlexikon (ed. 1893) VIII, 907-908; Hurter, Nomenclator lillerarius; Dictionnaire de théologie cath. X, 151-153; Foppens, Bibl. Belg. II, 846; Hareau, Hist. de la philos. scolastique II, 483; Stöckl, Gesch. der Philosophie im Mittelalter (Mainz 1865), 1049; Prantl, Gesch. der Logik im Abendlande IV, 94 en vv.
Fruytier