werken uit, o.a.: Gronden van het verzekert christendom (Utr. 1729; herdr. 's Gravenh. 1737 en 1744). Als hoogleeraar gaven zijn lessen over de canones van Dordt aanleiding tot de uitgave: Canones Synodi nationalis Dordracenae, ofte oordeel des Synode Nationaal.... anno 1618 en 1619 over de bekende vijf hooftstucken der Leere (Utr. 1752; herdr. 1788).
F. Burman (4) (dl. IV, kol. 353) hield op hem 18 Dec. 1760 een Oratio funebris in obitum G. Irhovii (Traj. ad Rh. 1760), vert. door K.M. van Eelde. Behalve dat de laatstgenoemde en anderen aan deze vertaling eenige lijkdichten hebben toegevoegd, verscheen een bundel Lijkzangen (Utr. 1760). Hij is tweemaal gehuwd geweest, eerst met Catharina Altius, daarna met Debora Scheerings.
Zijn portret in 1754 geschilderd door J.M. Quinkhard bevindt zich in de Universiteit te Utrecht en is gegraveerd door P. Tanjé.
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. v. Prot. Godgel. in Ned. IV, 467-470; Kerkelijk Handboek (1880) 10, (1903) Bijl. 124; L. Knappert, Gesch. der Ned. Herv. Kerk II (Amst. 1912), 99; Naamregister van Nederd. boeken tot 1787, 267; W.P.C. Knuttel, Ned. bibliographie van Kerkgesch. (Amst. 1889) 59, 155; Bibliotheca theol. et philos. (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans 1900) 294, 791 (no. 457-459); J.I. van Doorninck, Vermomde en naamlooze schrijvers (Leid. 1883), kol. 413.
Knipscheer