[Huidekoper, Harm Jan]
HUIDEKOPER (Harm Jan), geb. 3 April 1776 te Hoogeveen, overl. 22 Mei 1854 te Meadville in Pennsylvanië, was een zoon van Anne Huidekoper en Gesiena Frederica Wolthers, geb. te Vries 29 Jan. 1714, overl. te Hoogeveen 24 Mei 1813, derde dochter van Harm Jan Wolthers, schout te Vries en Anna Christina Ketel. De overgrootvader van Huidekoper, Anne Jans Huidekoper, die in het midden van de zeventiende eeuw in Harlingen woonde en getrouwd was met Hinke Pieters Dreyn, had een zoon Jan Annes, geb. te Harlingen in 1681 of 1698, overl. te Berlikum in 1746, die eerst bontreeder was te Harlingen en zich na zijn huwelijk met Fokje Pieters Oudaen (3 Maart 1725) in Berlikum vestigde. Zijn zoon, Anne Huidekoper, geb. te Harlingen 1730, overl. te Hoogeveen in 1799 (de vader van Harm Jan) had uit zijn eerste huwelijk met Hylke Quader, overl. 21 Jan. 1773, twee kinderen, Saapke gehuwd met Albert Steenbergen, schout te Hoogeveen, en Jan, eerst gehuwd met Gertrude Stinstra (wier zoons Albert en Anne Willem hier voorg an, terwijl Pieter volgt), later met Jacoba de Bie. Tusschen 1765 en 1773, waarschijnlijk reeds in 1765, vertrok Anne Huidekoper van Berlikum naar Hoogeveen, waar uit zijn tweede huwelijk, dat 5 April 1775 werd gesloten, in het huis Den Klunderenberg, behalve Harm Jan nog twee kinderen, Henderina Catherina en Pieter Ketel geboren werden. In 1786 werd Harm Jan naar een kostschool te Hasselt gezonden, waar hij tot 1793 bleef. In 1795 stelde zijn halfbroeder hem in staat naar Amerika te vertrekken. Gedurende twee jaar bleef hij in Oldenbarnevelt bij Utica
en trad in 1799 als klerk van Adam Mappa in dienst van de Holland Land Company. Deze maatschappij was ontstaan in den Amerikaanschen Vrijheidsoorlog, toen eenige nederlandschen kooplieden geld aan Amerika hadden geleend, waarvoor zij later land in Pennsylvanië ontvingen. Dit gebied, dat later door aankoop in New York en in Pennsylvanië nog belangrijk werd uitgebreid, was bestemd om in grootere of kleinere gedeelten ten voordeele van de maatschappij verkocht te worden. Gedurende lange jaren stond Huidekoper tot haar in betrekking. In 1802 vertrok hij als boekhouder van Paul Busti naar Philadelphia, in 1804 werd hij agent van de maatschappij te Meadville, een klein plaatsje in Crawford County, dat later snel in bloei toenam. In dleze stad heeft hij een belangrijke rol gespeeld.
1 Sept. 1806 trad hij in het huwelijk met Rebecca Colhoen, geb. 15 Oct. 1779 te Carlisle, overl. 22 Oct. 1839 te Meadville, dochter van Andrew Colhoen, overl. te Carlisle 8 Mei 1794 en Esther McDowell, geb. 1752, overl. 12 Juni 1795, kleindochter van John Colhoen, een Schot van schotschiersche afkomst. Uit dit huwelijk werden 7 kinderen geboren, n.l. Anna Appolina, geb. 14 Aug. 1807, overl. 30 Juli 1808, Frederic Wolthers, geb. 2 Oct. 1808, overl. 12 Sept. 1816, Alfred, geb. 21 Maart 1810, gehuwd 4 Dec. 1834 met Catherine Cullum, overl. 13 Jan. 1892, Edgar, geb. 30 Mei 1812, gehuwd 28 Juni 1838 met Frances Shippen, overl. 9 Sept. 1862, Anna, geb. 5 Nov. 1814, gehuwd 15 Aug. 1839 met James Freeman Clarke, overl. 2 April 1897, Frederic, geb. 7 April 1817, gehuwd 10 Nov. 1853 met Harriet Nancy Thorp, overl. 16 Mei 1892, en Elizabeth Gertrude, geb. 8 Jan. 1819. Te Meadville sloot Huidekoper zich aanvankelijk