[Hoppe, Coenraad]
HOPPE (Coenraad), geb. te Amsterdam 30 Aug. 1621, overl. aldaar 29 Oct. 1670. Zijn ouders waren Koenraad Hoppe en Catharina Wijdemans en woonden te 's Gravenhage. Hij studeerde twee jaar te Leiden en werd verder opgeleid door Ds. H. Glaserus (dit dl., kol. 608) en Chr. Mat thacus (art. in dit dl.), luthersche predikanten te 's Gravenhage. Toen de laatstgenoemde zich te Utrecht had gevestigd, bleef hij zijn leeraar. Hierna studeerde hij te Helmstadt. Hij werd luthersch predikant te Enkhuizen 2 Oct. 1647, te Haarlem 1 Jan. 1656, te Amsterdam 2 Juni 1660; afscheid 19 Oct. 1670. Hij was 13 Nov. 1647 te 's Gravenhage gehuwd met Christina Matthijsz Bisschops, geb. te Delft; zij stierf 30 Oct. 1670 en zij werden op denzelfden dag begraven in de Oude luthersche kerk te Amsterdam. R. Ligarius (zie art. in dit dl.) hield een lijkrede op hem, die in druk verscheen.
Hij schreef: Korte afhandeling van de Praedestinatie (voor het eerst gedrukt in 1655, voor de vierde maal in 1710); De waerachtige luthersche leere, of grondige ende genoegsame onderrechtinge van het sacrament des Avondmaals (Amst. 1667; 2e dr. 1721); Van de Sacramenten ende in het bysonder van de Heylige Doop (Amst. 1669).
Twee portretten zijn van hem bekend op 48-jarigen lee tijd (1 69), een door en riaar J. Veenhuysen met verzen van F. v. Zeesen, en een in zwarte kunst door W. Vaillant.
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. van Prot. Godgel. in Ned. IV, 298-300; Bibliothera theol. et philos. (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans 1900), 780, no. 439.
Knipscheer