Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8

[Heyst, David van (2)]

HEYST (David van) (2), of Heist, geb. te Amsterdam 9 Aug. 1802, overl. te Leiden 21 Aug. 1836. Hij studeerde te Amsterdam en te Leiden, werd predikant te Muiderberg 4 Mei 1828, te Hazerswoude 24 Oct. 1830, te Gouda 13 Nov. 1831. Op 24 Juni 1828 promoveerde hij op het proefschrift: De Judaeo Christianismo ejusque vi et efficacitate, quam exseruit in rem christianam seculo primo (Lugd. Bat. 1828). Het Haagsch Genootschap bekroonde met goud zijn verhandeling: Het berigt van Eusebius, in zijne Kerkelijke Geschiedenis (III, 25) omtrent het Kanoniek gezag

[p. 770]

van de boeken des N.T. vergeleken met hetgeen vroeger en later door de kerkvaders daaromtrent is vastgesteld (zie: Verhandel. v.h. Genootschap 1834, 's Gravenhage 1836, 1-407). Ook gaf hij gedichten, leerredenen en enkele andere geschriften uit.

Zijn portret is gelithografeerd door een onbekende naar Davidson.

Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. v. Prot. Godgel. in Ned. IV, 23vv.; Kerkelijk Handboek (1907) Bijl. 117, 121, (1908) Bijl. 132.

Knipscheer