[Heijst, David van (1)]
HEIJST (David van) (1), geb. te Amsterdam in 1675, overl. te Maarsen 23 Mei 1746. Hij was leeraar der Doopsgezinden te Amsterdam in de gemeente ‘De Zon’, waar hij zijn ambtgenoot Harmen Reijnskes van Overwijk in 1712 beschuldigde van socinianisme. Beiden werden in 1716 geschorst. Van Heijst is op 1 Sept. 1718 beroepen te Rotterdam. Een zekere Jan Suderman protesteerde tegen deze beroeping, doch vergeefs; integendeel werd hij zelf van het avondmaal geweerd. Toen de gereformeerde predikanten A. Hellenbroek (dl. VII, kol. 546) en Jac. Fruytier (dl. VI, kol. 525v.) hem beschuldigden van onrechtzinnigheid, werd hij vóór burgemeesters der stad geroepen, wien hij op 9 Febr. 1719 een geloofsbelijdenis overlegde. Hij wist hen hierdoor en op andere wijze te overtuigen, dat hij met de gewone leer van de Doopsgezinden overeenstemde. Op 1 Jan. 1726 werd hij emeritus, waarna hij zich weldra te Maarsen vestigde. Hij huwde in April 1704 Rebecca Leeuw. Hij gaf ook eenige preeken uit.
Zijn geschilderd portret door een onbekend kunstenaar bevindt zich bij den heer D.F. van Heijst te 's Gravenhage.
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. v. Prot. Godgel. in Ned. IV, 22v.; Catalogus der werken over Doopsgez. en hunne gesch. (Amst. 1919), 134v., 245 geeft de titels van de strijdschriften in verband met de genoemde kwesties; ook van andere lectuur daarover; ook van zijn gedrukte preeken.
Knipscheer