Herman Hoemoet (dl. VI, kol. 787, waar onjuiste geboortedatum; hij is geboren te Venray 30 Jan. 1763, als zoon van Petrus Joannes Joseph H. en Gertrudis Hebbenmichels), en Wilhelmus (kloosternaam Jacobus) van Beers (hij fungeerde als waarnemend pastoor) te Méstères in Frankrijk door de Franschen waren gevangen gezet. Heijmbach was sedert 1805 lid van de aartsbroederschap van het Allerheiligste Sacrament; hij wordt ons verder beschreven als een man rijk aan christelijke deugden, die tevens zeer bezorgd was voor de reinheid en versiering van de altaren der St. Martinuskerk. Van Dec. 1813 tot en met April 1814 heerschte te Venlo een kwade koorts, welke de beide kapelaans onder haar slachtoffers telde. Heijmbach bestuurde toen in hun plaats met ijver en liefde de van hun herder beroofde kudde. Hij was ook een vriend der armen. De krijgsgevangenen, meestendeels bestaande uit Pruisen en Russen, die bij het beleg der stad door de Franschen waren gevangen genomen, werden niet alleen door hem bezocht, maar ook van spijs en kleeding voorzien. Zoodra hij vernomen had, dat Luik in bezit der Vereenigde Mogendheden was, wist hij bij den gouverneur dezer stad te bewerken, dat de pastoor van Venlo in vrijheid werd gesteld.
Zie: M. Hub. H. Michels, Eenige aanteekeningen uit het register van het Aartsbroederschap van den H. Rozenkrans in de St. Martinuskerk te Venlo in Nieuwe Venlosche Courant 2 Nov. 1918; Nomina Reverendorum Dominorum Sacerdotum Archiconfraternitatis Venerabilis Sacramenti ab Anno 1649; Burgerlijke stand te Venlo; Zijn bidprentje; H. op de Laack. Bij het 300-jarig bestaan der broederschap van den H. Rozenkrans in de St. Martinuskerk in Nieuwe Venlosche Courant 29 Nov. 1927.
Verzijl