[Heeckeren, Walraven van (1)]
HEECKEREN (Walraven van), (1) heer van Nettelhorst en Enghuizen, geb. in 1576, overl. 11 Oct. 1645, begr. te Zutphen, zoon van Evert (3), heer van Nethelhorst, en van Johanna van Erp.
Hij werd 27 Sept. 1588 student in de letteren te Leiden, compareerde in de ridderschap van Zutphen 1597 tot 1645, werd in 1599 heer van Nettelhorst en 20 Dec. van dat jaar kapitein van een compagnie te voet, die in Vlaanderen was gelegerd. In 1603 onderschreef hij met meer anderen de afzwering van den koning van Spanje, werd wegens den Nettelhorst geadmitteerd in de ridderschap van Zutphen en in 1606 tot rekenmeester benoemd. Den 24. en 25. Febr. 1623 protesteerde hij tegen de examinatie van de lijst der middelen in tegenwoordigheid van Alexander van der Capellen, wien toelating tot de ridderschap werd geweigerd, daar het niet vaststond of de Boedelhof wel onder de havezathen behoorde. Heeckeren, inmiddels tot luitenant kolonel bevorderd, verkreeg 19 Sept. 1623 de voorspraak van het quartier van Zutphen bij zijn aanvrage om zijn compagnie van Vlaanderen naar Zutphen te verleggen. 27 Juni 1625 werd hij vanwege het quartier gecommitteerd in de admiraliteit van de Maze, maar moest daartoe zijn militairen dienst ‘quitteren’. In 1626 benoemd tot landdrost van de Graafschap Zutphen, in de plaats van den overleden Derck van Dorth, heer van Dorth, onderscheidde hij zich in Sept. 1627, toen hij na de verovering van Grol door Fred. Hendrik op uitnemende wijze den aftocht van het leger dekte. Hij had het landdrostambt in pand, want 14 Dec. 1629 verzocht hij dat het bij zijn leven, of dat van zijn zoon, niet zou gelost worden dan door hem, of door zijn zoon, die hem hierin opvolgen zou. Het quartier van Zutphen, in aanmerking nemende de goede diensten, zoo in het militair als in staatszaken door Walraven bewezen en vertrouwende dat zijn zoon zoo zal ‘opgetrocken’ (opgevoed) worden dat het land daarvan geen geringe diensten zal geschieden, stond het verzoek toe. In het laatst van zijn leven keerde zich een deel der ridderschap
tegen den vrij heerschzuchtigen Walraven, waarvan niet alleen hevige twisten maarsoms ook dadelijkheden het gevolg waren. Ook is hij burgemeester van Lochem geweest.
Hij is tweemaal gehuwd geweest: 21 Juni 1601 (huw. voorw. op Sterkenburg 12 Mei 1601) met Agnes van Aeswijn, geb. 1579, overl. Jan. 1609, dochter van Reinier v. A., heer van Brakel, en van Machteld van Isendoorn, vrouwe van Sterkenburg; daarna is hij 7 Jan. 1612 te Loosdrecht hertrouwd met Walburg van Lijnden, kort na Aug. 1617 overleden, dochter van Steven v. L. tot Sinderen en van Antonia van Amstel van Mijnden. Uit het eerste huwelijk sproten: Johanna, in 1631 gehuwd met Coenraad van Huss, of Hausz tho die Rees, drost van Borculo, en Agnes, in 1642 gehuwd met