Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8

[Heeckeren, Evert van (3)]

HEECKEREN (Evert van) (3), heer van Roderle (Ruurloo) en Nettelhorst, geb. in 1508, overl. 1562, zoon van Jacob (2) heer van Roderlo (kol. 716) en van Aleid van Keppel.

Nog onmondig werd hij in 1509 met Roderlo en in 1510 met Nettelhorst beleend. In de ridderschap van Zutphen 1538-1555. Evenals zijn grootvader Evert was hij een voorstander der nationale partij en sterk tegen het huis van Oostenrijk gekant. Op den 27en Januari 1538 was hij op den landdag te Nijmegen en bezegelde mede de

[p. 712]

oorkonde, waarin hertog Karel van Gelre Willem van Gulik en Cleve tot zijn opvolger aannam. Hij overleed in 1562 en was in 1534 gehuwd met Agnes van Hackfort, vóór 1566 overleden, dochter van Bernt, heer van Hackfort, en van Margaretha van Egmond, genaamd van Baeck.

Uit dit huwelijk sproten 12 kinderen, waaronder Walraven (1) Jacob en Joost, die volgen. Een zoon Evert, heer van Nettelhorst, raad in het hof van Gelre, huwde Johanna van Erp; uit dit echtpaar stammen alle tegenwoordige v. Heeckeren's. De oudste dochter van Evert en A. van Hackfort: Margareta huwde met Gijsbert van Broeckhuysen, heer van Barlham, staatsgezind hopman, die Willem graaf van den Berg op zijn krijgstocht door Gelderland en Overijsel vergezelde.

Zie: Nederl. Adelsboek (1925), 148; Herald. Bibliotheek (1882), 58; Riddersch. v. Zutphen, 9.

Regt