[Hambroick, jhr. Willem Hendrik van]
HAMBROICK (jhr. Willem Hendrik van), geb. te Leeuwarden 19 Febr. 1744, overl. te 's Gravenhage 16 Mei 1822, was de zoon van Robbert Hendrik van Hambroick, opperhofmeester van prinses Maria Louise (Marijkemeu), douairière van den stadhouder Johan Willem Friso, en Amelia Sophia Herberdina von Rhöder. Hij studeerde te Franeker van 1759 tot 1762, maar heeft geen academischen graad behaald.
Hij werd lid van de vroedschap, in 1767 van IJlst en 11 Aug. 1777 van Leeuwarden. Bij de laatstgenoemde benoeming week de stadhouder van allerlei bepalingen van het reglement van 1766, dat deze benoemingen regelde, af. Hij moest in de stad wonen en wel in hetzelfde espel als zijn voorganger, hij moest goederen van zekere waarde in de stad bezitten; en aan geen dezer vereischten voldeed hij. In 1778 werd hij tevens burgemeester van Leeuwarden, in 1783 zelfs, hoewel hij niet afgestudeerd was, curator der franeker hoogeschool. In 1784 werd hij nog ontvanger der boelgoederen, en in 1788 secretaris der friesche rekenkamer. In 1791 nam hij om gezondheidsredenen ontslag uit zijn betrekkingen maar in 1792, toen zijn gezondheid hersteld was, werd hij weder benoemd. Ook werd hij toen lid der Staten van Friesland en afgevaardigde dier provincie naar de Staten-Generaal. In 1795 werd hij uit zijn betrekkingen, ook van curator (wat hij in 1791 gebleven was) ontzet.
In 1804 werd hij weder secretaris der rekenkamer van Friesland. In 1810, toen deze betrekking werd opgeheven, ging hij op een hem toebehoorende buitenplaats Weleveld onder Borne in Overijsel wonen. Hij werd in 1814 niet in den frieschen, maar in den overijselschen adel opgenomen. Op 6 Apr. 1814 benoemde de Souvereine Vorst hem tot lid van den Raad van State en op 14 Jan. 1815 tot lid voor de ridderschap van de Pro-