Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8
(1930)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 676]
| |
Groningen 11 Nov. 1736, gest. te Wirdum 24 April 1784. Hij werd 9 Juli 1751 als student aan de Groningsche academle ingeschreven, waar hij 23 Juli 1756 promoveerde na verdediging van een proefschrift De probationibus (Gron. 1756). Hij vestigde zich daarna als advocaat in zijn vaderstad, maar hield zich veelvuldig met de politieke en rechtsgeschiedenis van stad en lande bezig: in 1760 vervaardigde hij het afschrift van de kroniek van Abel Eppens, dat thans in de universiteits-bibliotheek te Groningen berust (bibliotheek P.E.I.P. Hs. no. 91). In 1765 vertrok hij met zijn ouders naar het huis Rusthoven te Wirdum, waar hij sedert is blijven wonen en als zegelaar zijn rechtersambt bekleedde. Na den dood van zijn vader in 1767 huwde hij het volgende jaar met Trijntje Willems Tichelaar, dochter van Willem Jacobs Tichelaar en Grietje Pieters Zandt (6 Mei 1768); het huwelijk bleef kinderloos. Van Halsema's voornaamste werk is: Oordeelkundige verhandeling over den staat en regeeringsvorm der Ommelanden tusschen den Eems en de Lauwers, met: Het aloude Ommelanden wetboek van Hunsingo, opgenomen in Werken Pro Excolendo Jure Patrio II (Gron. 1778, 8o), dat nog altijd groote waarde heeft voor dit onderwerp. Handschriften van hem berusten nog in de Universiteitsbibliotheken te Groningen en Leiden. Een door een onbekend kunstenaar vervaardigd pastelportret is in het museum te Groningen. Zie: Bijdr. gesch. oudh. Gron. I, 151 vlg.; De kroniek van Abel Eppens, uitg. d. Feithen Brugmans I, XXI vlg.; B. van der Veen Czn. in Gron. Volksalmanak 1926, 150 vlg. Brugmans |
|