[Gulick, Arnoldus van]
GULICK (Arnoldus van), geb. te Middelburg uit protestantsche ouders, priester, overl. leed 85 jaar oud te Haastrecht 27 Nov. 1832. Volgens Bijdr. bisdom Haarlem XII, 12 was hij kapelaan te Middelburg, wat waarschijnlijk niet juist is, want dat was zijn broeder Jan, die volgt. Hij wordt aldaar ook opgegeven als vroeger Jezuïet te zijn geweest en geboren te 's Hertogenbosch. In Bijdr. Haarl. XXV, 248 is vermeld een ex-Jezuïet, geb. te 's Hertogenbosch, Matthias van Gulick, 1689 pastoor te Delfshaven. Misschien wordt hij met deze verward. Hij was eerst kapelaan te Amsterdam, pastoor te Nieuwkoop 1784-1792, daarna in den Briel 1792-1809, vervolgens te Bergschenhoek 1809-24. Tijdens zijn pastoraat in den Briel liet hij een altaar met tabernakel vervaardigen te Maassluis. Het stadsbestuur belette den invoer. Op de volgende jaarmarkt in den Briel werd onder allerlei te koop aangevoerde benoodigdheden ook een altaar opgemerkt. Pastoor van Gulick kocht het en zoo kwam zijn altaar toch in de kerk. In de statie van Bergschenhoek ondervond hij de grootste tegenwerking van het oppermachtig kerkbestuur, dat hem zelfs de verplichte betalingen niet deed. In overleg met zijn kerkelijke oversten staakte hij op hun bevel alle godsdienstoefeningen tot zijn achterstallig loon zou betaald worden, 29 Aug. tot 7 Nov. 1824. Einde October kwam men tot een vergelijk, waarbij de pastoor het meest toegevend was. 24 Nov. verliet hij zijn parochie en vestigde zich ambteloos te Oosterhout. 1829 woonde hij te Breda. Bij zijn dood was aan den grijsaard, die om onderstand had moeten bedelen, nog niet alles betaald.
Zie: Bijd. bisdom Haarlem XIX, 199, XXII, 52, XLI, 41, 290, 408 en v.v., XLII, 129, 137, 140-145; De godsdienstvriend XXX, 51.
Fruytier