Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8

[Gruythuys, Mr. Arent van den]

GRUYTHUYS (Mr. Arent van den), overl. te Arnhem 25 Dec. 1545, zoon van Godert en Mentha van Anckeler, was magister en jurium licentiatus, was raad van hertog Karel van Gelder, welke hem in 1518 naar Friesland zond, sloot namens hem in 1523 het verdrag met de stad Zwolle en was zijn gezant in 1525 bij den afstand van Overijsel aan den bisschop van Utrecht. Toen Jacob van Domburch (kol. 405) in ongenade was gevallen, beleende de hertog Arent van den Gruythuys, 20 Juli 1535, met de heerlijkheden Oostrum en Spraeland (bij Venray, Lb.); hij vernieuwde den eed 23 Aug. 1538; in 1537 was hij schepen van Arnhem, gedeputeerde wegens deze stad 1539, op het gericht van Apeldoorn 1544. Hij was in 1517 gehuwd met Bertha van Ingen (geb. 25 Dec. 1498), dochter van Otto, schepen van Zwolle 1523, en van Griete van Oijen. Uit dit huwelijk o.a. Pelgrim (geb. 1537, overl. 1590) heer van Brachelen, burgemeester van Arnhem 1568, werd in 1571 als gecommitteerde der Landschap naar Brussel gezonden, was richter van Arnhem en den Veluwzoom 22 April 1572; op de Riddercedul

[p. 643]

van Veluwe 1575 en 86, compareerde op den Quartiersdag 1573-87, huwde Elisabeth van Bemmel, welke 16 Sept. 1582 kinderloos overleed en hertrouwde 1583 Christina van der Hoeve, overl. in 1599, waarvan een zoon Arnold, heer van Brachelen, welke in 1628 tegenwoordig was bij de begrafenis van den hertog van Cleef; Pelgrim's zuster Elisabeth (overl. in 1570) huwde Johan van Blumenthal, welke te Brachelen het huis Blumenthal bouwde; hij was ambtman te Wassenberg en Lülsdorf, Guliks raad, gezant van Karel V, werd door hem in 1546 op den Rijksdag te Worms geadeld, was een der verbonden edelen, en werd bij de Kruisheeren te Dusseldorp begraven.

Zie: W.J. d'Ablaing van Giessenburg, De Ridderschap van Veluwe, 96; dez., De Ridderschap van het Kwartier van Nijmegen, 183; M.J. Janssen, Historie der aloude heerlijkheid Spraeland-Oostrum (Venray) in Publ. de la soc. hist. et arch. dans le duché de Limbourg (1896-97), 34.

Verzijl