[Grovestins, Eduard baron Sirtema van]
GROVESTINS (Eduard baron Sirtema van), geb. te Rotterdam 17 April 1797, zoon van Douwe Theodore en Adriana Maria Groeninx van Soelen, overleed 25 Sept. 1871 ongehuwd te 's Gravenhage. Hij trad vroegtijdig in nederlandschen staatsdienst en was 1817 verbonden aan het ministerie van buitenlandsche zaken. Tijdens zijn verblijf te Brussel voelde hij zich aangetrokken tot de R.K. kerk, 1820. Onderricht door de fransche priesters in den Haag, Fr. J. Raynal, kapelaan aan de spaansche kapel, en Ch. Sulp. Flament, bibliothecaris aan de Koninklijke Bibliotheek, ging hij, niettegenstaande de groote opspraak en den tegenstand zijner ouders en familie, tot het Katholicisme over. Koning Willem I was zeer vertoornd over dezen stap, en zeide tot zijn ouderen broeder, kamerheer en kabinetssecretaris: ‘Gij moet uwen broeder krankzinnig doen verklaren’. ‘Sire’, was het antwoord, ‘hij nam het geloof aan van het grootste gedeelte uwer onderdanen’. Later, einde 1832, was baron Ed. Grovestins werkzaam als gezantschapssecretaris te Lissabon en te Berlijn. Twee en dertig jaar nam hij aan het spaansche hof de belangen der nederlandsche regeering waar als minister-resident, buitengewoon gezant, en gevolmachtigd minister.
Koningin Isabella schonk hem den eeretitel van markies de Casa Sirtema. Zijn verblijf in dat katholieke land bevestigde hem, zegt hij zelf, zoo zeer in zijn geloof, dat hij zich nauwelijks kon herinneren opgevoed te zijn in het Protestantisme. 1863 werd hij onder het ministerie Thorbecke buiten dienst gesteld zonder opgave van reden. Hij leefde daarna in den Haag. Hij zelf zond een beknopte levensbeschrijving aan den uitgever van Konvertitenbilder aus dem neunzehnten Jahrhundert, en merkt met voldoening op, dat de oudere linie van zijn familie katholiek is geworden. In 1840 hadden zijn oudste broeder Karel Frederik (die volgt), en zijn neef Theodoor, overleden 19 April 1867 op zijn kasteel la Ronce in het Rhône-departement, hun katholieke geloofsbelijdenis afgelegd. De twee zonen van den laatsten, Theodoor en Gustaaf, waren in het geloof van hun vader opgevoed.
Zie: D.A. Rosenthal, Konvertilenbilder I (Regensb. 1889, 3 ed.) 397-99; Studiën, 33 jg. dl. 55 (1900) 194-198.
Fruytier